2021VroegerWereldoorlog2

TERUG  
WERELDOORLOG II

Werden er speciale maatregelen getroffen toen het stilaan duidelijk werd dat er een oorlog op til was?

Veel mensen hadden nog geen radio. Zo hadden Frans zijn ouders van de paters horen zeggen dat de ongewenste (den Duits) nabij was. En dat betekende dat de oorlog op til was. De meeste mensen hadden een abri (schuilplaats) gemaakt. Meestal was dat kort bij het huis en soms slechts een ‘goot’ (gracht). José vertelde dat haar vader, haar broers en ook andere jonge mannen daar dikwijls gingen slapen om niet opgepakt te worden. Zij en haar zussen gingen bij hun peter slapen. Jan woonde in Wolfsdonk en zij hadden in de Schrieken (in de Varenwinkel, vlak over de Herselte loop) een hut gemaakt met mutsers hout om er ‘s avonds gaan te slapen. Maar de kinderen begonnen te wenen en toen zei vader: ‘Dood of niet, we gaan terug naar huis’.

Van een bank was geen geld af te halen. De mensen hadden er ook geen geld op staan. Ze hadden maar juist genoeg om toe te komen.

Andere oorlogsgebeurtenissen

José vertelde dat de Duitsers paarden opeisten. Ze reden ermee weg over de Zandberg (in de Gijmel), die recht tegenover hun huis lag. Zelf hadden zij thuis maar één koe en die lieten ze staan. Gelukkig, want ze waren met tien kinderen. Sommigen moesten wel beesten afstaan aan de Duitsers, en ook een deel van de oogst.

Iedereen herinnerde zich nog de bombardementen op Aarschot. Frans vertelde dat op een bepaald moment de Duitsers een bombardement deden op het kasteel in Schoonhoven, om halfvier ’s morgens. De Engelsen en Amerikanen die daar zaten hadden een uur op voorhand telefoon gekregen van de weerstand ‘dat den Duits op komst was’. En toen kwamen de vliegtuigen. Allemaal lichtekes in de lucht, wel honderd. En die hebben allemaal bommen gesmeten. Zijn moeder vertelde dat al wie toen in ’t kasteel zat, bij hen in de schuur is komen schuilen.

Jan heeft de vliegers zien komen toen Aarschot gebombardeerd werd. Ze draaiden boven de Testelsesteenweg. Ook Anna herinnerde zich dat nog. Verder vertelde Jan dat hij ‘de vliegers heeft zien komen die dat gebouw in Aarschot nevens de kerk kapotgeschoten hebben. Dat was een ministerie of zo. Maar de kerk zelf was niet geraakt’. Jan had de vliegers bij hem thuis gehoord en was rap naar zijn nonkel gereden op de berg (Dorenberg). Vandaar zag hij ze. Hij vertelde ook dat ze hem waarschuwden niet te gaan zien ‘want ze hebben de statie van Osschot gebombardeerd. Ge moogt niet gaan zien want anders zijt ge erbij.’

Liza was nog heel klein maar herinnert zich wel dat ze allemaal buiten stonden te kijken toen Aarschot gebombardeerd werd, en Mit en Maria herinneren zich nog de schrik die ze toen hadden.

Langdorp en Wolfsdonk zijn niet gebombardeerd maar er zijn wel vliegende bommen gevallen in de Vleminckstraat, op de Dorenberg en over de rut (spoorweg). Die van de Vleminckstraat is in ’t veld gevallen. De vensters van het naburige huis vlogen eruit. Ge hoorde de vliegende bom afkomen en ineens viel die stil en naar beneden.

Liza herinnert zich de vliegende bommen die over hun huis vlogen en waarvan pa zei: ‘Daar moet ge gene schrik van hebben, want die zijn voor Antwerpen’.. En ja, daar werd o.m. de cinema hard getroffen en vielen er honderden doden.

Toen de Duitsers al weg waren, zijn de Engelsen aan de overzijde van de Demer geland, weet. Anna te vertellen, en dat zij toen met een bootje het water zijn overgestoken om naar hen te gaan zien.

Persoonlijke herinneringen aan de Duitse bezetting

Jan heeft Hitler nog gehoord op de radio. Zijn vader was putwerker en had geld om een radio te kopen. Mijnwerkers hadden speciale winkels. Zij kregen bons om daarin vanalles te kopen. Zij werden regelmatig uitbetaald. Thuis hadden ze een winkel waar Duitsers kwamen om eitjes te kopen. Ze gaven voor één eitje 1,5 Pfennig (= Duitse munt). Meer durfden ze niet vragen. Wanneer Duitsers ’s avonds gingen wandelen klapten ze met de mensen over de oorlog. Daar waren er bij die al 7 jaar oorlog meegemaakt hadden. Die hadden nog niks anders gedaan dan gevochten. Sommige Duitsers waren goei mensen. Ze droegen hun geweer op de schouder wanneer ze bij hen over straat kwamen. Zij dachten nog dat wij Fransen waren. Ze kwamen binnen maar ze gedroegen zich normaal. Ze schoten niet of zo. In ’14 was dat heel anders.

Volgens Mit was Hitler een slechte mens. De Duitsers zelf vielen wel mee. Ze schoten geen mensen dood. Maar iedereen had wel schrik van hen. Ze gingen dansen in café ‘t Zand (Gijmel) waar de soldaten ook kwamen.

Liza weet bijna niets meer van het begin van de oorlog, alleen dat er veel mensen rond het huis waren. Ze besefte toen niet wat dat betekende. Haar broer, die 10 jaar ouder was, is gearresteerd geweest door de Duitsers, maar ze weet niet meer waarom. Hij hield zichzelve ook wel aan de kant, maar werd verraden door mensen van ons eigen volk die ze ‘zwarten’ noemden. Haar broer heeft een tijd in Duitsland gezeten, maar dan hebben ze hem terug naar België laten komen. Hij was niet mishandeld geweest. Hij schreef zelfs naar huis dat het daar goed was. Hun moe vroeg zich toen af: ‘Is da na waor dat dieje daor goe kan zijn?’.

José wist nog dat sommige mensen werden opgepakt en meegenomen. En Anna herinnert zich dat haar nonkel, Thomas Coenen, soldaat was.

Jan vertelde een straf verhaal. Zijn vader moest bij de bevrijding wacht houden. En ineens kwam achter hem nen Duits die een geweer in zijne rug zette. Toen heeft vader schrik gehad. En dan kwam er nen Engelsman met een groot mes. En die sneed direct de keel over van den Duitser. Toen is mijn vader rap gaan lopen.

Waren er tekorten tijdens de oorlog?

Bij Madeleine thuis hadden ze het altijd warm omdat vader in de fos (mijn) werkte. ‘Hij kwam alle dagen thuis met nen zak met hulle (kolen) op z’n rug’.

José herinnert zich nog dat er op een zaterdag een trein tegengehouden werd voor de kolen. En ’s zondags stonden de Duitsers al aan de kerk. Andere tekorten herinnert ze zich niet.

Liza woonde tegen de spoorweg en de trein kwam voorbij aan hun huis. Het gebeurde regelmatig dat ze er ene tegenhielden, zodat die een tijd stilstond op de sporen. Ze heeft zelf nog gezien dat dan met de schup kolen uit de trein werden gestoten. Soms reden die stiller zodat de deur kon opengestoten worden en de kolen eruit vielen. De arme mensen konden dan de hulle oprapen.

Ook Jan herinnert zich dat. Hij weet tevens dat er in ’t begin nog geen Duitsers bij op de trein zaten. Maar die zullen wel ondervonden hebben dat de trein retard (vertraging) had en dat er hulle weg was.

Bij Liza hadden ze zelf schapen en dus ook vlees. Iedereen had een hofke en boerde een beetje .Ze wonnen dus zelf groenten, waardoor de meesten niet echt honger hebben geleden. Vlees was er wel niet veel want hij die veel dieren had moest er afstaan.

Jan en Mit hebben veel zwart brood moeten eten van eigengeteeld koren. Dat brood geleek erg veel op paardenbrood. Tarwe werd vaak opgekocht door smokkelaars. Omdat veel mensen in de oorlog genoeg zwart brood hadden moeten eten, aten ze na de oorlog enkel nog wit brood.

Er was een zwarte markt in Langdorp aan den halt (= waar de Grote Meur de spoorweg kruist). Daar werd vooral eten verhandeld (spek, boter, kaas, eieren), maar soms ook bons (= voedselbonnen die recht gaven op bepaalde voedingswaren).

Sommige mensen reden naar Brussel met smokkelwaar. Dat was gevaarlijk, maar het bracht veel meer op. De smokkelaars hadden geld en de arme sukkelaars verkochten hun eten om er wat te hebben. De peet van Mit had een winkel en kon vanalles krijgen via smokkel! Zij kwam dus niks tekort.

Vluchtelingen

Alleen Lisa herinnert zich vaag dat ze bij het begin van de oorlog gevlucht waren, ze was toen nog klein. ‘Ge moest altijd maar gaan (stappen). Maar het is zo afgelopen dat we ’s avonds al terug waren en in ons eigen bed sliepen. Als ge op de vlucht zijt, zijt ge op sukkel want dan hebt ge niks meer’.

Een nonkel van José had een auto. Zijn vrouw was van de Vlaanderen en hij vluchtte daar naartoe. Hij vroeg of ze meegingen, maar dat hebben ze niet gedaan.

Bij Jan zaten vluchtelingen uit Meerhout die de hele oorlog gebleven zijn. Vader was ne putwerker en die vluchtelingen konden mee het veld helpen bewerken voor de kost! Ook bij Anna zat het vol vluchtelingen die in ruil meehielpen bij het werk. De kleine kinderen sliepen in huis, de anderen in de schuur. Ze bleven tot het gevaar voorbij was. Sommige vluchtelingen hadden fietsen. Er waren Duitse soldaten die de velo’s pikten. Maar de overste had dat gezien en ze moesten die teruggeven.

De trein met joden

José: ‘Op een zaterdag werd die trein met Joden tegengehouden. Sommige Joden probeerden te vluchten, maar er zijn er enkelen doodgeschoten. Een paar konden ontsnappen, maar de Duitsers wisten dat die ergens in de Gijmel verstopt zaten. ’s Zondags stonden de Duitsers aan de kerk. De doodgeschoten Joden zijn in Langdorp begraven en later hebben ze die ontgraven’.

Het huwelijk van Leopold III met Liliane Baels

Het huwelijk van Leopold III met Liliane is tijdens het gesprek maar even onder de aandacht geweest. Er waren onder de mensen wel verschillende meningen over:

- ‘Zwijgt daar maar over. Ge moet daar niet teveel over babbelen’ (misschien uit schrik voor mogelijke gevolgen)?

- ‘Wij hadden daar geen zaken mee. Rijke mannen mochten alles’.

- ‘Dat was een ramp’.

- ‘Eén van de ministers had liever dat de koning met zijn dochter trouwde!’.

Werd er tijdens de oorlog meer dan vroeger gebeden?

Ja, aan het Mariabeeld in de Gijmel gingen ze iedere dag lezen (bidden). Daar stonden toen bankjes. Er werden rozenhoedjes gebeden aan het beeld. Dat kon al wel na de oorlog geweest zijn, dat weten ze niet goed meer. Bijna iedereen ging naar de kerk. Speciale missen e.d. liet men niet doen, want daar moest voor betaald worden. Ondertussen is het kerkbezoek sterk teruggelopen.Toch bidt ‘onze’ generatie nog altijd als er iets fout loopt.

Hoe werd de bevrijding in 1944 gevierd?

Toen de Duisters wegtrokken en de Engelsen binnenkwamen, is in Osschot ene Van Leemputten per ongeluk doodgeschoten. Die was gaan zien naar de Engelsen die de stad binnentrokken.

Snoeckx uit Testelt is in de Donk ook doodgeschoten. Door wie? Ze zeggen door de witten, maar de mensen durfden niks zeggen. Fanatiek zijn is nooit goed.

Bij de bevrijding kregen de mensen groenachtige suizzes (dekens) van de Engelsen. Velen gingen een suizze halen en maakten daar een jas van. Toen liepen er heel wat volk met ne grune jas rond.

De Engelsen en Amerikanen deelden chocolade uit. En Jan leerde van de soldaten smoren (roken).

Er komt nog ...