2021GedichtenUitDeOudeDoos

 

Moois uit de oude doos

Uit de ‘nalatenschap’ van Fonske Steurs uit de Elsleuken (1928-2004)-  kajotter, drukker bij Goede Pers in Averbode, voor alles in de parochie in de weer - diepten we enkele oude liederen op die we graag met jullie delen.Op een puntje of komma kijken we niet en de spelling is wat ze is of wat ze was. Hoe de liederen  klonken? Weten we jammer genoeg meestal niet (meer). J.B.

Afbeelding invoegen

DE BOER

                                          1

Ik ben maar ne boer, ‘t is te zien aan mijn kleren

en gemakkelijk te horen aan mijn lompe stem.

Ik ben stijf gewerkt en heb mijn handen vol weeëren

ik weet zelfs nog niet van wat afkomst ik ben.

Ik zweet en ik zwoeg zes dage per weke

en zo heb ik al vele jaren versleten.

Des zondags rusten wij en drinken ne pot

en zijn tevreden met ons lot. 2x

                                          2

Ik ben maar nen boer en heb roode kaken

het is van geen biefstuk of van geen gebraad.

Lekkerbekken weten we niet, hoe die smaken

ik zal u zeggen hoe ons keuken bestaat.

Een rogge snee brood, mee een vet stuk van ‘t verken

patate mee joinsaas daar kunnen wij op werken.

Met de kermis rijstpap, en van tijd een stuk pens

en dat is onze wens, en dat is onze wens. 2x

                                          3

Ik ben maar nen boer, en drink er geen wijnen

geen champanje of gene lambik.

Dat doet ons centjes te haastig verdwijnen

dan worden wij zat en hebben wij schrik.

Maar ne Leuvense zwarte, of nen Aarschotse bruine

daar kunnen we er wel twintig van wegruime

Daarvan worden we niet zat en blijven ne redelijke mens

en dat kost maar vijf cens, en dat kost maar vijf cens. 2x

                                          4

Ik ben maar nen boer en ik zal er eene blijven

maar ik acht me zoo goed als ne graaf of baron.

Wat zijn die dan toch met al hunne schijven

voor hen schijnt toch ook maar een enkele zon.

Zij hebben de kost en wij hebben het eten

en na onze dood is dat allemaal vergeten.

Al ligt hij dan ook met zijn broek in de floer

 ik zeg vivat de boer, ik zeg vivat de boer. 2x

 

 

VOOR DE GEPENSIONEERDEN (Wijze: Daarbij die molen)

 

De jaren van het leven gaan lijk stroven van een lied

En ieder woord ons horen laat hoe gaarne God ons ziet.

Hij heeft voor ons een lied gemaakt waarin veel stroven zijn

Zijn liefde maakt ons leven tot een lied vol zonneschijn.

 

Refrein:

Zoo laat ons zingen, om alle dingen

waarmee de Heer onze oude dag verblijdt

En samen blij zijn, omdat w’er bij zijn

in eer en deugd en tot spijt van wie ‘t benijdt.

 

We staan niet treurig heel alleen en eenzaam langs de kant.

Wij reiken liever aan elkaar een sterke broederhand.

Wij weten dat we sterker staan als vriendschap ons verbindt.

Dus helpen wij ook graag elkaar en zijn malkanders vriend.

 

De bond is ons een goede thuis we gaan er graag naartoe.

‘t Is zo’n gezellig samenzijn want niemand wordt het moe.

En moeten wij naar huis toe gaan, wij keren spoedig weer.

Want al wie met ons samen was, komt ook de naaste keer.

                                                               

 

IK GELOOF

Van dit lied zouden we kunnen denken dat het in de huidige coronatijd geschreven is, maar nee.

Bobbejaan Schoepen componeerde het in 1966. Op youtube kan je het beluisteren, zowel gezongen door Bobejaan zelf, als door Jimmy Frey.

 

Ik geloof dat God de Vader weer op reis is

Dat Hij denkt dat het bij ons een paradijs is

Ik geloof dat Sinte Pieter zit te kaarten

Met Sint Jozef, Sint Franciscus en Sint Maarten.

Ik geloof dat zij zich niet meer aan ons storen

Dat Maria ons gebed niet meer wil horen.

Ik geloof dat men ons daar beslist vergeet

Dat men van ons aardse zorgen niets meer weet.

Lalalalalalalalala 2x

 

Ik geloof dat zij het mensenras vergeten

Dat het uit is met daar lekker te gaan eten.

Ik geloof dat ze zich niet over ons ontfermen

Dat zij niets meer doen om ons nog te beschermen.

Ik geloof dat zij ons stilaan zijn gaan haten

Dat zij ons aan het absurde overlaten.

Ik geloof dat heel de wereld ons vergeet

Dat de duivel ons in alles inspireert.

Lalalalalalalalala 2x

 

Ik geloof dat het tijd is dat we stoppen

En berouwvol mea culpa moeten kloppen.

Ik geloof dat al het kwaad ons eigen schuld is

Dat de hemel aan het eind van zijn geduld is.

Ik geloof dat blank aan zwart de hand moet geven

En dat oost en west in vriendschap moeten leven.

Ik geloof dat God de Vader van ons houdt

En dat wij nu boeten door ons eigen fout.

 

Ik geloof dat God de Vader van ons houdt

En dat wij nu boeten door ons eigen fout.2x

Lalalalalalalalala 2x

 

Volgende week gaan we voor liedjes die de gevoelige snaar raken.

MOOIS UIT DE OUDE DOOS – DEEL 2

 

Nog enkele liedjes die Fonske Steurs noteerde en die me tot nu toe volkomen onbekend waren.

DE ZWALUW

 

Zwaluw lief waar snelt ge heen
Zwaluw lief waar snelt ge heen
Laat g’ uw nestje zoo alleen
Zwaluw laat g’ uw rappe vleuglen
Nog een poosje vlucht beteuglen
Zwaluw lief waar snelt ge heen
Zwaluw lief waar snelt ge heen

Refrein

‘k Ga naar zachter zomer
Waar de zomerzonne straalt
En bij frisse stromen, bloem en lover praalt
Eens zal ’t uur ook komen dat ge heen zult gaan
Mensenkind o denk daaraan

Zwaluw smart u ’t scheiden niet
Zwaluw smart u ’t scheiden niet
Toen g’ uw nestje daar verliet
Liet g’ uw hoofdje toen niet hangen
Werd uw borstje niet bevangen
Zwaluw smart u ’t scheiden niet
Zwaluw smart u ’t scheiden niet

Zwaluw keert gij ooit nog weer
Zwaluw keert gij ooit nog weer
Naar uw nestje van weleer
Als de lentedagen naken
‘k Zou het dan voor u bewaken
Zwaluw keert gij ooit nog weer
Zwaluw keert gij ooit nog weer

Licht ziet gij mij nimmer
Maar als ik wederkeer
Metsel ik en timmer
Mij een nestje weer
Gij, gij gaat voor immer
Als gij heen zult gaan
Mensenkind, o denk daaraan

 

 

DE RECRUUT

Ik moet mijn dorpje gaan verlaten
En gaan strijden voor mijn land
En dan zwerven langs de straten
Ver van moeke en van ’t strandEn dan moet ik marcheren zoo zeer
Met een lans en zwaar geweer
Zie dat vind ik toch te kras
‘k Wou dat ik bij mijnmoeke was

Als de vijand dan zal komen
Met kanon en kruit en lood
En mijn bloed zal dan zoo zal stromen
Ja dan zenne kik zeker dood
En als Piet er nie meer zal zijn
Sterft mijn moeke nog van hartepijn
Zie ik stort een tranenplas
‘k Wou dat ik bij mijn moeke was

In ons dorpje is’ zoo treurig
iedereen zegt waar is toch Piet
Moekes kiekens lopen treurig
En zijn mager van verdriet
och mijn moeke heeft zoo’n hartepijn
Dat Piet zoo ver van haar moet zijn
Zie mijn haar wordt grijs als vlas
‘k Wou dat ik bij mijn moeke was

Zie ze gaf me in dees pakske
Een zeer groot en vet stuk spek
En ze vulde ook mijn zakske
Met een stuk van ’t verkensnet
Och maar ’t eten smaakt me niet
‘k Zal nog sterven van verdriet
En dat zit hier allemaal vast
‘k Wou dat ik bij mijn moeke was

Bij mijn vertrek stond moe te schreien
Zij sprak, Piet houd jou toch goed
‘k Zal wel alleen de koeikes weiden
Sprak zij in een tranenvloed
En ze gaf me, zie hoe net
Ja dat is moeke haar portret
En zij bond het hier aan vast
‘k Wou dat ik bij mijn moeke was

 

 

HET OUDE KLOOSTER

 

Achter in het oude klooster

klopt een arme moeder aan.

Ligt mijn zoon hier zwaar gewond soms

‘k zou zoo graag naar hem toegaan.

 

Arme moeder, sprak de zuster,

uwen zoon, hij is niet meer

al zijn lijden is geweken

hij stierf voor zijn land en eer.

 

In de kamer aangekomen

heft ze ‘t witte doodskleed af.

En in tranen valt zij neder.

Delf voor hem en mij een graf.

 

Op het kerkhof ligt begraven

eene moeder met haar zoon.

En nu strijden zij voor eeuwig

ja voor eeuwig voor Gods troon.

 

 

Via Google/youtube kan je de volledige versie van dit laatste lied beluisteren, gezongen door de Zangeres zonder Naam, die tal van zulke droeve liedjes bracht: De Speelbal, Witte Rozen, Bij de muur van ’t Oude Kerkhof, en meer.

Ons moeder, Leonie Verbeeck,  zong ze voor ons toen we kind waren. We zaten bij de Leuvense stoof en vroegen erom maar zaten erbij te snotteren.

Wie zich wil onderdompelen in héél oude, vooroorlogse liedjes die vaak uit Nederland kwamen, maar ook bij ons heel populair waren, vindt er bij Louis Davids: Als je voor een dubbeltje geboren bent;  Willy Derby: Scheiden doet lijden. Ik zoek een meisje; Bob Scholte: In je ogen staat geschreven. En andere.

Bij ons in de jaren ‘50: Jan Verbraeken: Het Noordzeestrand; La Esterella: Mooi zijn ze alle de moeders ter wereld; Jo Leemans: Que sera; Ray Franky: Oh Heideroosje.

Te veel om ze allemaal op te noemen. Maar deze titels roepen waarschijnlijk toch bij velen nog herinneringen op.