2021BoerderijenInWOLFSDONK

BOERDERIJEN IN WOLFSDONK

Inleiding

Anno 2020 is wellicht niemand in Wolfsdonk nog 'landbouwer' in hoofdberoep. Maar zeker tot de jaren 1950 was dat voor de meerderheid nog het geval. Landbouw was voor hen de belangrijkste bron van inkomsten. En zelfs wie geen eigen hoeve bezat, had meestal een tuintje om iets te kweken voor eigen gebruik.

Bij de uitwerking van het project 'Verhalen verbinden Platteland' werd de vraag gesteld waar zich destijds in Wolfsdonk de boerderijen bevonden. Dit essay wil daartoe een eerste aanzet geven en hoopt op verdere aanvullingen. Hiervoor immers is nog geen gebruik gemaakt van het archief van de Landelijke gilde, van dat van de gemeente archief en ook niet van het kadaster. Zelfs getuigenissen van oudere personen uit de verschillende hoeken van ons dorp kunnen daarbij nog helpen.

Alles wat hier te vinden is heb ik gehaald uit eigen documentatie: een brochure van de Wolfsdonkse Dorpsraad uit 1985 toen mijn vader daar nog voorzitter van was, het boek 'Wolfsdonk weleer' van A. Peeters uit dezelfde periode, en het lijvig boek van Dr. Paul Kempeneers uit 2011 met als titel 'Langdorp, Plaatsnamen en hun Geschiedenis'. Enkel daaruit heb ik verschillende gegevens samengebracht en ze ook onderling vergeleken.

 

De Landbouw in Wolfsdonk

Documenten van rond 1775, (zoals de Ferrariskaart en de landkaart van landmeter Joris), laten ons zien hoe ons dorp er toen uitzag. Het werd destijds ingedeeld in drie wijken: Zavel, Elsleuken en Dorp. Spagniën en Heide werden gewoon toegevoegd aan Dorp omdat er slechts een paar 'armzalige hutten van Heikeuters' (W.w. pag 27) stonden. De Roos viel onder Elsleuken. De meest vruchtbare grond, en dus de rijkste boeren, waren te vinden op de Zavel. De afzetting van slib door de Demer had daar immers gezorgd voor een lemige zandgrond. Veel minder vruchtbaar waren de gronden van Dorp en Elsleuken die slechts bevloeid werden door de Herseltse loop, de Mortel- en de Kalsterbeek. De talrijke poelen en vennen lieten slechts landbouw toe op de hoger gelegen arme zandgronden maar zorgden anderzijds ook voor heel wat weiland. Zo kende vorige eeuw iedereen 'de vetwei van Denis Boeckx' langs de Veelsebaan. Een gracht verbindt daar het viswater en de Kolkensvijver met de Herseltseloop.

Om de vruchtbaarheid van de zandgronden te verbeteren deed men van oudsher aan 'plaggenbemesting'. Plaggen, ook zoden of klotten genoemd, konden, eens gedroogd, op enkele manieren worden gebruikt. Als brandbare materie gaven ze minder warmte dan hout. Als turf konden ze onmiddellijk met de zandgrond worden vermengd en daardoor langer beschermen tegen uitdroging. Turf kan immers veel water opslaan en het ook veel beter vasthouden dan zand. Als strooisel onder de koeien in de stal vermengde het zich vrij goed met stro en de dierlijke uitwerpselen door zijn groot absorptievermogen. En zo kwamen de plaggen uiteindelijk als mest in de landbouwgrond terecht.

Enkele armzalige huizen of hutten waren bekend omwille van hun aarden 'potstal', soms ook 'putstal' genoemd. Vlak naast de woonplaats met gestampte of betegelde vloer was een deur die uitgaf op de stal. Het niveau hiervan lag voor de winter een stuk onder dat van de woning; dus ‘in een put'. Maar door het strooisel dat er dagelijks bijkwam stond de koe op het eind van de winter met de rug tegen het strooien dak. De mest was 'opgepot' in de stal die dus hoogdringend moest worden uitgemest.

Door gedurende jaren veelvuldig plaggen, klotten of zoden af te steken zijn er bij ons heel wat poelen, vennen en kuilen ontstaan. Achter de benamingen zoals Kolkensvijver, de klotkuilen, het ven, Ter Venne, Diepven, het viswater, enz. schuilt dus heel wat geschiedenis van onze voorouders als keuterboeren. :

Vanaf 1860 was er in België geïmporteerde guano. En vanaf 1893 zorgde onze plaatselijke Boerengilde voor de gezamenlijke aankoop van meststoffen. Maar ook deze verbeteringen hebben bij ons de verdwijning van de zelfstandige landbouwer niet kunnen tegenhouden.

Globaal genomen bleef de landbouw in Wolfsdonk tot de tweede wereldoorlog op de voorvaderlijke kleine leest geschoeid: de klemtoon lag nog steeds op de rogge- en aardappelteelt en in mindere mate op de veeteelt. De gemiddelde Wolfdonkse boer bezat rond 1935 een viertal koeien, een paar kalveren, varkens en een paard. De grootste boer had in dat jaar 12 koebeesten en 2 paarden. Maar dat was een grote uitzondering. Opmerkelijk is dat sommigen zich van dan af gingen toeleggen op de groenteteelt: asperges, erwten, bloemkolen en andere groenten.

Na de tweede wereldoorlog kwam de landbouw overal in een stroomversnelling door moderne machines, nieuwe technieken en de daarbij horende grote investeringen. Hierdoor verdwenen de kleine boeren. De weinige zelfstandige boeren die er rond 1985 in Wolfsdonk nog overbleven, legden zich vooral toe op de veeteelt. De rogge, die hier eertijds zo populair was, verdween uit ons landschap.

In 2020 was er in Wolfsdonk in hoofdberoep geen enkele landbouwer meer te vinden. Zelfs de tuinbouw, die na 1930 op de Heide in drie bedrijven zo welig begon te bloeien dat er een Tuinbouwstraat naar werd genoemd, is daar bijna helemaal verdwenen.

Bekijken we nu enkele specifieke gegevens van de drie genoemde wijken in de jaren 1784, 1796 en 1822.

 

1° DORP

Het Dorp had, bij gebrek aan verharde wegen, bijna geen verbinding met de andere wijken of de omliggende woonkernen. Naar Aarschot ging men best langs de Varenwinkel over een vaak drassige weg, en naar Blauberg via de Veerlestraat en Veelsebaan waar pas in 1973 een verharding is gekomen.

De weg naar Testelt was dikwijls zeer moeilijk. Volgens een atlas uit 1843 liep het 'Vosvellestraatje' (de huidige Wolfsdonksesteenweg) nog dood op de ontoegankelijke moerassen van het Steenbroek. De kasseiweg kwam er pas in 1894.

Elsleuken en Langdorp waren meestal bereikbaar via een klein paadje richting Klerkstraat. Bij nat weer was de Mortelbeek, die aan de vroegere camping Heideroosje de huidige Volkensvoortstraat kruist, een groot probleem. 'Voort' wijst immers op een 'doorwaadbare plaats'

In 1784, toen Langdorp in totaal 1.426 inwoners telde, onderzocht Pastoor Vanden Eynde  hoeveel tijd zijn parochianen (ouder dan 12 jaar en dus gehouden aan de zondagsplicht) nodig hadden om de kerk van Langdorp te bereiken, en hoe talrijk ze waren in iedere wijk. Voor mensen van het Dorp was dat vijf à zes kwartier gaans. Hij telde er 35 gezinshoofden op 135 personen met zondagsplicht . Onder hen waren er 'dienstboden', dus knechten of meiden, wat kon wijzen op ruimere hoeves. Ze staan vermeld bij volgende families: De Kock-Milis, Heylen-Wuyts, De Kock-Peeters, Peeters-De Neve, Berghen-Heylen en Bruyninckx-Lembrechts. (P.K. pag.235 sq)

In 1796 liet het Frans bewind nagaan hoeveel personen boven de 13 jaar er in elke wijk verbleven en welk beroep ze uitoefenden. Voor deze wijk werden 116 personen geteld, waarvan er 10 als landbouwer worden vermeld. Het waren vooral: Henri Brems (64 jaar), Norbert Celen (31) echtg. Wellens, Petrus De Kock (45) echtg. Janssens, Jan Heylen (37) echg. Van Dyck, Henri Janssens (42) echtg.Wellens, Henri Lembreghts (55), Frederik Van Dyck (63 echtg.Lembreghts, en Petrus Wuyts (75) echtg.Thielemans.

Een kaart uit 1822 (P.K.pag.330 sq) toont ons waar huizen stonden. Maar voor alle duidelijkheid staan hier de huidige straatnamen vermeld.

– 3 huizen stonden in de Volkensvoort tegen het Dorp.

– In het Dorp 6 huizen langs de kant van de kerk en 9 aan de noordkant.

– aan het begin van de Processieweg 1 aan elke kant.

– aan het begin van de Veerlestraat 1 en aan de Kerkweg nog 2.

– 1 in de Haakstraat;

– 6 in Spagniënstraat, waaronder dat van mijn grootvader zijn voorouders, die wol sponnen en weefden. 

– in de lange Veelsebaan 2 tussen Blauberg en Boterheide, 3 nabij de kruising met de Kerkweg, 5 rond de driehoek gelegen aan de Mosvennestraat en ten slotte nog 1 halfweg deze driehoek en de steenweg.

– in de korte Boterheidestraat stonden 3 huizen.

– er stond 1 aan het eind van de veldweg die de Kolkensvijverstraat met de Mosvenne in Testelt verbindt.

- 2 in het noordelijk en 2 in het zuidelijk deel van de Tuinbouwstraat;

– 2 in de Mosvennestraat nabij de Waverdijkstraat,  en nog 1 huis halfweg de Waverdijkstraat

In totaal dus 52 huizen.

 

2. ELSLEUKEN

De Elsleuken met daarbij aansluitend enkele huizen van de Roos vormde eveneens een wijk. In 1784 telde Pastoor Vanden Eynde hier 21 gezinshoofden en 102 personen (van boven de 12 jaar). Zij woonden op een afstand van drie tot vijf kwartier gaans van de kerk in Langdorp.

Er waren dienstboden in de families Janssens-Peeters, Van Ouytsel-Berghen, Van Hove-Berghen, Peeters-Van de Wijer, Peeters-Theys, Peeters-Pauwels, Janssens-Vleminckx en bij Jan Baptist Vleminckx

De telling door het Franse bewind in 1796 gaf volgend resultaat: 20 huizen en 78 personen (boven de 13 jaar). 21 onder hen verdienden de kost als dienster of werkman en 10 werden aangeduid als landbouwer. Onder hen: Jan Brems (40 jaar)echtg. Van Ouytsel; Jan Baptist Van Ouytsel (39) echtg. Bergen; Jan Vleminckx (45) echtg.Vanhove; Jan Peeters (60) echtg.Vandeweyer, Jan Frans Janssens (62) echtg.Alaerts; Jan Antoon Wellens (38) echtg. Crets; en Andreas Bergen (41) echtg.Van Ouytsel. Sommige van hen behoorden tot de meest welstellenden van Wolfsdonk.

Bij P.K. pag.165 lezen we "Volgens de volkstelling van 1796 was landbouwer Jan Ant. Wellens 38 jaar en zijn vrouw Anna Maria Crets 30 jaar. In 1802 verbouwde het echtpaar de Drie Snellen grondig. Zo lezen we in een gevelsteen IAW – AMC 1802, dit is het bouwjaar...” Het jaartal van de verbouwing is dus voorafgegaan door hun initialen. Ze hadden twee knechten en een dienster. De familie bezat bareelrechten (o.a. voor de weg naar het Dorp, waar de Klerkstraat op de Volkensvoort uitkomt) tot deze rond 1850 werden afgeschaft. Dit was o.a. het geval voor de weg naar het Dorp op de plaats waar de Klerkstraat op de Volkensvoort uitkomt Om er met een kar te passeren moest men toelating bekomen van de eigenaar.

Een oude stafkaart laat ons zien dat er vlak voor 'afspanning De drie Snellen' ook een berijdbare weg was (nu buurtweg 146) voor karren en koetsen vanuit of naar de Mechelsebaan, die destijds de enige grote doorgangsweg was. Want ook vroeger hadden paard, ruiter en reiziger hun halteplaatsen (afspanningen) nodig voor rust, eten, drinken en zelfs een of meerdere ‘Snellekens'.

Op de kaart van 1822 zien we 15 aanduidingen van huizen langs de Elsleukenstraat, 5 langs de Elsleukenhoek, 2 in de Molenheidestraat, 2 in de Kiekopstraat en nog 1 in de Hertbreemstraat op de grens met Langdorp. In totaal dus 25 woningen.

 

3. ZAVEL

Bij de wijk Zavel werd dat gedeelte van Wolfsdonk gerekend dat ten Zuiden van de Mechelsebaan gelegen is.

In 1784 telde de pastoor van Langdorp hier 155 mogelijke kerkgangers. Ze zouden een uur tot 5 kwartier nodig gehad hebben om naar de kerk te gaan. Van die 155 personen waren er 35 gezinshoofden. En volgende gezinnen hadden dienstboden: Pieck-Lemmens, Berghen-Peeters, Milis-Janssens, Hendrik Deckers, Geyskens-Van den Bosch, Peeeters-Deckers, Peeters-Van den Bosch, Van den Bosch-Lembrechts, Berghen-Lembrechts, Milis-Berghen, Brems-Bijlemans, Peeters-Van den Poel, Rens-Van de Broeck, Brems-Laeremans, Geyskens-Van Ouytsel, Brems-Vervoort, Peeters-Milis, Brems-Van der Borght, Peeters-Bruyninckx, De Cock-Rens en Sels-Aerts. Opmerkelijk meer dus dan in vorige wijken.

De telling van 1796 gaf volgend resultaat 129 personen waarvan er 33 vermeld staan als werkman of dienster, 1 als kleermaker, en 20 als landbouwer. Bij deze laatste waren: Henri Vanlangendonck (35)-Vernelen, Jan Antoon De Cock (54)-Rens, Gaspar Peeters (29)-Peeters, André Brems (60)-Vanderborght, Petrus Verreyt (60)-Vanherk, Jan Baptist Brems (34)-Meynckens, Henri Alaerts (65)-Peeters, Henri Peeters (44)-Vande Poel, Antoon Brems (36)-Buls, Jan Antoon Janssens (42)-Peeters, weduwe Jan Baptist Brems (32), Jan Frans Milis (64)-Janssens, Jan Antoon Brems (33)-Willems, André Peeters (60), en Henri Vanderborght 46)-Janssens.

Op de kaart van 1822 staan op de Mouthoren 3 huizen aangeduid tussen de Mechelsebaan en de Rhodestraat, 6 in de Rhodestraat zelf tot de spoorweg, 7 rond 'de drie wegen' nabij de Hanenberg, 2 in de Mertenheensstraat, 6 op de Testeltsesteenweg tussen Klein Rhodestraat en Mertenheensstraat, 2 aan de oude verbinding Weegstraat-Testelsesteenweg en nog 10 verderop naar Langdorp. In totaal 33 woningen.

Buiten datgene wat ik over de landbouw al schreef in "Wolfsdonkse seizoenarbeiders (Deel A.) heb ik haast geen verdere gegevens over de 19de en 20ste eeuw. Daarom besluit ik met wat volgt.

De landbouw in Wolfsdonk bleef tot de tweede wereldoorlog globaal genomen op de voorvaderlijke kleine leest geschoeid: de klemtoon lag nog steeds op de rogge- en aardappelteelt en in mindere mate op de veeteelt. De gemiddelde Wolfdonkse boer bezat rond 1935 een viertal koeien, een paar kalveren, varkens en een paard. De grootste boer had in dat jaar 12 koebeesten en 2 paarden. En dat was een grote uitzondering. Opmerkelijk is dat sommigen zich van dan af gingen toeleggen op de groenteteelt: asperges, erwten, bloemkolen en andere groenten.

Slechts na de tweede wereldoorlog geraakte ook de landbouw hier in een stroomversnelling: moderne machines, nieuwe technieken en de daarbij horende grote investeringen zorgden voor schaalvergroting en het verdwijnen van de kleine boer. Meteen begon ook de aftakeling van de traditionele landbouwgemeenschap. De weinige zelfstandige boeren die er rond 1985 in Wolfsdonk nog overbleven, legden zich vooral toe op de veeteelt. De eertijds zo populaire rogge was toen al zo goed als geheel uit het Wolfdonkse landschap verdwenen.”

In 2020 was in Wolfsdonk geen enkele landbouwer meer te vinden. Zelfs de tuinbouw, die na 1930 op de Heide in drie bedrijven zo welig begon te bloeien dat er een Tuinbouwstraat naar werd genoemd, is op die plaats al helemaal verdwenen en dreigt in Wolfsdonk als hoofdberoep zelfs helemaal te verdwijnen.

                                                                                                                                                                          R.V.