2020PaulaSvertelt
VERHALEN VERBINDEN PLATTELAND: PAULA S.VERTELT OVER HAAR JEUGD
Interview (1990) door Christel Grade
Bewerking (2019) door R.V.
Het gezin waarin ik ben opgegroeid
Ik ben geboren in Wolfsdonk op 13 mei 1937 als oudste dochter van Juliaan S. en Clara W.(1915
+2015). Op dat ogenblik woonden mijn ouders nog in de lange hoeve van Peke Rens en dat samen met
twee andere gezinnen. De hoeve stond aan de Wolfsdonkse steenweg even ten Zuiden van de Kleine
Kruisweg. Omdat vader, als meter van beroep, voor het Belgisch leger werkzaam was in Leuven, zijn
mijn ouders kort na mijn geboorte in Aarschot gaan wonen, in het huis van Tante Fien, die kinderloos
gebleven is. Mijn zus Josfien is daar geboren.
In mei 1940 brak de tweede wereldoorlog uit. En na enkele dagen heeft België zich overgegeven aan
de Duitsers. Voor vader is toen een moeilijke periode van onderduiken begonnen. Hij verhuisde vrij
snel naar de Heide in Wolfsdonk waar ze in een huis van Leonie Vlayen konden gaan wonen, achter de
serres van Frans van Tiske. Bij hem kon hij als dagloner aan het werk. In 1946 zijn mijn ouders
gedurende een jaar bij tante Stien gaan wonen. Zij was gehuwd met Jozef Daems. En nadien zijn ze
naar Schaffen gaan wonen bij tante Julia. Gedurende 11 jaar is vader beroepsmilitair geweest in het
bezette Duitsland. Daardoor heb ik hem als kind haast niet gezien. Slechts om de zes weken kon hij
even naar huis komen.
Een vriend van nonkel Mon, vaders identieke tweelingbroer, heeft hem nadien in Leuven bij de
elektriciteitsmaatschappij aan werk geholpen. Die vriend dacht dat hij met nonkel Mon zelf van doen
had. Moeder is ook nog gaan werken eerst bij Marie Thumas in Leuven en daarna in de wolfabriek
Simonis in Diest. Ze werkten beide in ploegen en daardoor was er op een drie kwartiertjes na, steeds
iemand bij ons thuis.
In 1967 heeft vader met een hoogspanningskabel een werkongeval gehad in een cabine. Daardoor is
hij blijvend werkonbekwaam geworden.
Mijn kinderjaren op school, thuis en in de kerk
Ik heb in Wolfsdonk school gelopen tot het vierde leerjaar. Van mijn kleuterklas herinner ik me nog
zuster Bibiana. Die leerde ons handvaardig te worden met pluizen en matjes vlechten.
De eerste twee jaar van het lager onderwijs kregen we les van juf Rosa Willems die gehuwd was met
Jan Lemmens. Zij leerde ons het ABC, lezen, rekenen, schrijven, catechismus en gewijde geschiedenis.
In dat laatste boek stonden verhalen vanaf Adam en Eva tot het leven van Jezus.
In de tweede graad hadden we juf Lisa Heylen, een zus van de meesters uit de jongensschool. Dat was
echt een heilige. Zo leerde ze ons dat we niet kwaad mochten blijven als we eens onverdiend straf
hadden gekregen. Het zou immers ook dikwijls gebeuren dat we geen straf kregen terwijl we het toch
hadden verdiend. Juf Lisa is jong gestorven.
De zusters waren streng op onze kledij. Zo moesten we steeds lange kousen dragen en een voorschoot
die onze knieën bedekte. Ik had een zwarte satijnen voorschoot die slechts om de 14 dagen een wasen strijkbeurt kreeg. Was er per ongeluk een vlekje op dan vaagde moeder die er af met een doekje.
We hielden ons steeds heel netjes. We liepen naar school op klompen. Marie Verbeeck was eens naar
school gekomen met schoon zwart gelakte schoentjes en witte sokken. Zij werd toen streng gestraft.
Er werd gevraagd om 's morgens nuchter naar de mis te gaan om te kunnen communiceren. Moeder
ging dikwijls met ons mee, want de weg (de huidige kerkweg) was lang en er stonden haast geen
huizen. Daarna konden we op de speelplaats onder het luifel onze boterhammen opeten en dan
wachten tot de klas begon. Om half twaalf was de school uit. We gingen dan te voet weg en weer naar
huis voor de maaltijd. Om half twee herbegon de klas. Op school kregen we prentjes als beloning voor
de mis en voor het zwijgen in de klas. We mochten dat zelf opgeven en waren daarin ook erg correct.
Mijn eerste communie heb ik nog in Wolfsdonk gedaan. Dat was op Witte Donderdag. Ik heb toen een
mooi geruit rokje gekregen met een effen bruin bovenstuk. In de kerk zorgden de zusters voor een
strenge discipline. Een luide tik was het commando om op te staan, te knielen of te zitten, om naar de
communiebank te gaan en onze handen onder de doek te steken waarmee we een tafeltje onder onze
kin moesten maken vooraleer we onze mond open deden om de hostie te ontvangen op onze tong.
Na de mis gingen we naar de speelplaats van de school om er onder het luifel onze boterhammen op te
eten. Thuis was er geen feest en er waren ook geen cadeautjes.
Mijn plechtige communie heb ik, samen met mijn jongere zus, in Schaffen gedaan. We woonden daar
toen bij tante Julia. Voor de Communie gingen we die zondagmorgen eerst naar een vroegmis. Daarna
was er wat tijd voor het ontbijt, en dan werden we opnieuw in de kerk verwacht voor de hoogmis en
onze Plechtige Geloofsbelijdenis. Na het middageten gingen we nog een derde keer te voet naar de
kerk voor het lof. En daarna konden we thuis heerlijk smullen van de veel taarten die mijn ouders
hadden gebakken.Van mijn meter kreeg ik toen een vergulde medaille en van mijn peter een
kettingske. Die cadeaus heb ik nog steeds, evenals een missaal waarin we de teksten van de
zondagsmissen konden volgen. Ik heb toen ook een paternoster van 85 frank gekregen, maar die ben
ik in de kerk van Testelt kwijt geraakt. Die had ik op mijn stoel laten liggen toen ik naar het toilet
moest.
Mijn ouders hadden het zeker niet breed, maar toch aten we steeds ons buikje vol. We kweekten
groenten en fruit in eigen hof. We dronken melk van ons twee geiten en boterden in een zaanpot.
Soms werden jonge geitjes geslacht. Als ontbijt aten we al eens spek of speculaas bij de boterham.
Gekocht speelgoed kregen we niet, zelfs niet met Sinterklaas. Als kind droomde ik ervan die heilige
man eens te zien. Maar dat lukte nooit. Ook met Kerst en nieuwjaar waren er geen pakjes. Er stond wel
een dennenboom die met reepjes zilver papier was versierd. Met lichtmis was er nog geen sprake van
een feest met pannenkoeken, maar oma bakte er wel af en toe gedurende het jaar. Ook geen chocolade
eieren bij de klokken van Rome, maar wel gekleurde kippeneieren. Met veel fantasie vonden we in
onze omgeving voorwerpen die we konden gebruiken bij het spel. Zo maakten we zelfs een pop met
een biet die we uitsneden en aankleden en een wieg of huisjes met blikken dozen. We zochten het
gezelschap van andere kinderen om verstoppertje of tikkertje te spelen, in een koord te dansen, te
hinkelen en zo meer. Dat waren vaak spelletjes van op de speelplaats want een jeugdbeweging hebben
we niet gekend.
Naargelang onze ouderdom hielpen we thuis o.a. met patatten schillen, stof afnemen. We gingen ook
stoofhout zoeken en binnenhalen. Denappels raapten we op en deden die in zakken. Moeder bracht
die dan naar huis met een kruiwagen of op het kader van een fiets.
Zij bewaarde ook steeds wat fijn olie voor het geval we brandwonden hadden. Ik herinner me nog dat
den dikke Geyskes thuis kwam binnengelopen met een verbrande rug en dat moeder die toen
verzorgd heeft. Hij was aan t zwemmen in het ven toen tijdens de oorlog een brandend vliegtuig was
ontploft en in honderden kleine en grote stukken naar beneden was gekomen vlakbij ons huis.
Voor en na het eten werd er thuis gebeden. Op winteravonden baden we voor het slapengaan bij de
petroleumlamp een rozenhoedje met de litanie van alle heiligen. 's Zondags gingen we samen met
moeder naar de mis. En als ik met mijn zus ruzie had gemaakt moest ik soms voor straf naar het lof op
zondagnamiddag, of moest ik op mijn knieën bidden met de armen omhoog en de paternoster in de
hand. Ons moeder kon streng zijn.
Ik herinner me dat we met de school een nieuwe pastoor (Fonteyn) hebben ingehaald. Ook weet ik nog
dat we meegingen in de processie. Ik droeg dan een mandje met bloemen om uit te strooien. Rond de
ijsheiligen in de meimaand trok er een kruisprocessie door de velden om Gods zegen te vragen over
de gewassen. 'Van pest, hongersnood en oorlog, verlos ons Heer' zongen dan koster, pastoor en enkele
zangers, terwijl het volk de paternoster bad.
Met Sint-Antonius werden er in de kerk halve varkenskoppen verkocht. In het dorp was het dan ook
kermis, maar minder dan in de mei of in oktober. We konden prijzen winnen door aan een rad te
draaien, en pret beleven door rond te draaien hangend in een autoband of zittend op een
paardenmolen met paardjes en fietsen. Tist de Moor was er eigenaar van. Al lopend en duwend
moesten ouders en andere helpers die draaiend houden. Het fietsen heb ik nog op de
Heide aangeleerd, bij onze buur 'Frans van Tistke'. Die had een oude jongensfiets zonder banden en
op de velgen reed ik daarmee over de zandweg.
Voorlichting hebben we nooit gekregen, noch thuis noch op school. In bijzijn van kinderen werd over
seksualiteit gezwegen. Kinderen merkten natuurlijk wel dat een vrouw een dikke buik kreeg en dat
die verdwenen was na de geboorte van een kindje. Onder elkaar vroegen we ons dan af hoe de kindjes
er in en vooral er uit waren gekomen. Slechts wanneer iemand dronken was konden we soms iets
horen dat ons als kind deed nadenken. Voor jonge meisjes kwam de info doorgaans na de eerste
veranderingen of wanneer ze een bevuilde band van hun moeder ontdekten.
Het mooie aan onze kindertijd was echter dat we met elkaar zeer verbonden leefden. We zochten
elkaar op en zaten op zomeravonden vaak samen op de grachtkant of voor het huis. Ook de
volwassenen deden dat. Ze kenden ieders wel en wee en waren steeds bereid elkaar te helpen. Time
is money kenden zij nog niet.