2020JeugdFransPauwels

VERHALEN VERBINDEN PLATTELAND: DE JEUGDJAREN VAN FRANS PAUWELS interview (1990) door Christel Grade bewerking (2019) door R.V.
 
Mijn afkomst
Ik ben geboren op 12 februari 1924 als oudste zoon van Jef Pauwels en Odilia Van Noort. Zij woonden in de Volkensvoortstraat naast de Klerkstraat. Bij de geboorte van mijn broer Miel (23.05.1925) is moeder gestorven. Ik heb haar dus niet gekend.Vader is een paar jaar later hertrouwd met Clementina Verstappen en zij hebben ons nog twee halfzussen bezorgd. Zij zijn dan verhuisd naar de Elsleuken op de plaats waar nu mijn halfzus Josée woont. Zij hadden er een hoeve met vier koeien en twee varkens. Thuis hebben we nooit honger geleden. ‘s Morgens stonden we op tussen 7 uur en half acht. We aten dan boterhammen met spek en ‘s middags patatten met bonen. Een beenhouwer was er nog niet in het dorp. Met ‘bamiskermis’ werd er een bok geslacht, want dan kwam er ook familie langs. Speelgoed zoals nu hadden we niet, zelfs niet van sinterklaas. We zaten veel samen met de kinderen van de buren. In de zomer gingen we vogels zoeken en klommen in de bomen om nesten te pikken. In de winteravonden speelden we met de kienkaarten en het ganzenspel, samen met onze ouders. Dat deden we tot ze de koeien moesten gaan melken. En soms werd er verteld over heksen, spoken, tovenaars en weerwolven, vooral tot schrik van de meisjes. Zeker vanaf 12 jaar hielpen we mee op de boerderij, zoals hooien en koeien laten grazen langs de weg.
 
Schoolherinneringen
Voor mijn lagere school zat ik bij de zusters in de Veerlestraat. Daarna ben ik in het Dorp naar de jongensschool gegaan. In het eerste en tweede studiejaar zat ik bij juffrouw Anna Heylen. Dat was nog niet in het schoolgebouw, maar in een grote soldatenbarak die na de eerste wereldoorlog naar hier was gebracht. We zaten er wel met 60 kinderen. Sommigen zaten zelfs op bakken van appelsienen naast de banken. Juffrouw Anna was een zachte en strafte ons niet als we te laat kwamen. Toen we naar de volgende graadklas gingen, bij meester Frans Heylen, was het schoolgebouw klaar. Juffrouw Anna heeft toen een lokaal op de eerste verdieping gekregen. Frans Heylen was een kwade die gemakkelijk lijfstraffen gaf. Met het haar naast de oren, dat hij tussen zijn vingers draaide, trok hij soms kinderen omhoog. Als we tijdens de les toelating kregen om naar de WC te gaan kwam hij in de gang achter de deur kijken om te zien of we niet op de speelplaats aan zijn appelboom zaten. Als enige boeken hadden we een geschiedenisboek, een catechismus en een schoonschrift. Wij werkten met lei en griffel. Alles bleef in de klas. Buiten school was er geen huiswerk of les.
 
De communies
De eerste communie gebeurde op Witte Donderdag. Zonder onze ouders gingen we dan ‘s morgens naar de kerk. En daarna was het een schooldag zoals anders. Hoogstens droegen we dan wat beter kleren. In voorbereiding op de plechtige communie was er eerst wekelijkse en op het einde zelfs dagelijkse catechismus. De mis was dan om zeven uur en daarna volgde uitleg of ondervraging door pastoor Gepts. Wie best kon antwoorden zat vooraan. En ik was zeker niet van de beste. De meisjes en jongens zaten apart. Voor we naar school gingen aten we nog ergens in het dorp of ook in de school onze boterhammen.. Voor ons communie kregen we van thuis een nieuw kostuum. Ik had er één met korte broek. Met een jongen uit de buurt vormde ik een paar. Het middageten was bij de ene, het avondeten bij de andere. Het was ook gewoonte dat de kommunikanten zich gingen laten zien bij de buren en daarvoor een centje toegestopt kregen. Na de plechtige communie was er nog een half uurtje catechismus in de kerk tot aan het lof dat om half drie begon.

Kerkelijke gebruiken
Jaarlijks, met mei kermis, ging de grote processie uit.. Maar maandelijks was er in of rond de kerk ook een klein processie. Mijn vader ging dan voorop met de vlag. Bij slecht weer was dat In de kerk met enkele lantaarndragers en de pastoor. Bij goed weer ging men rond de kerk samen met het volk.. En op de kruisdagen ging er drie dagen na elkaar na de vroegmis een bidprocessie door de velden om zegen te vragen over het graan. Er werd dan gezongen en de paternoster gebeden. De zondag voor Pasen werd er palm gewijd. De mensen namen die daarna mee naar huis en staken de takjes op de hoeken van het veld en in huis bij elk wijwatervat aan de deur van de slaapkamers. En op de morgen van paaszaterdag was er in de kerk nieuw wijwater dat we mee naar huis konden nemen. Bij onweer werden huis en stal ermee besprenkeld. En als we ‘s avonds de slaapkamer binnengingen maakten we er ook een kruisje mee. . Paaszaterdag was ook de dag dat de klokken van Rome terugkeerden. Het grote moment om rond het huis eieren te gaan zoeken. En dat deden we tot in het kippenhok toe. Tijdens de vasten waren er heel wat dagen dat we geen vlees mochten eten. De pastoor had het voorgelezen van op de preekstoel..Dat gold niet de soldaten maar de boeren wel. En juist die hadden op het land zwaar werk te verrichten. Maar wat de pastoor had gezegd was wet.. Ook de kinderen waren bang voor hem, maar vooral voor zuster Roos en de gendarmen. Ze probeerden uit hun buurt te blijven. Was er ergens iemand overleden dan werd aan dat huis een kruis geplaatst naast de voordeur. En tot aan de begrafenis was er dan in dat huis iedere avond ‘een rozenkrans waarop de buren werden uitgenodigd. Er werden zelfs planken over stoelen gelegd om hen zitplaatsen te geven. Wie voorbad zat dicht bij het lichaam van de overledene. Het volk stond vaak tot buiten. Met paard en kar werd de lijkkist naar de kerk gebracht.’
 
Kermissen en Verenigingsleven
In Wolfsdonk was er drie keer per jaar kermis. De eerste in januari met Sint-Antonius, de patroon van de parochie. Na de hoogmis werden dan in de kerk, per opbod, varkenskoppen verkocht. En soms waren dat heel zware, van varkens boven de 150 kg. De burgemeester kocht er eens ene voor duizend frank en schonk hem onmiddellijk terug om opnieuw te laten verkopen. De volgende kermis was die van mei, en dat was de grootste. In het dorp stonden dan een kettingmolen, een ‘zwierreis’, vuurstenen en een schietkraam met stoprevolvers. Dan ging ook de verklede processie uit. In oktober hadden we dan nog bamis kermis. Het waren voor mijn ouders redenen om rozijnenbrood te bakken en tientallen taarten.. Vanaf mijn dertien jaar ben ik niet meer naar school geweest. Ik moest thuis blijven en op het land helpen werken. Maandelijks was er nog wel voor de jeugd een vergadering bij de pastoor. Dat was de B.J.B. of Boeren Jeugd Bond, gesticht door de Boerenbond. Er bestond ook een fanfare. In de winter werd er toneel gespeeld en gedurende het jaar speelden wijkploegen voetbal tegen elkaar.
 
De oorlog van 40-45
Onder de oorlog werden jonge mannen verplicht om in Duitsland (Potzdam) te gaan werken. Ook ik en onze Miel werden door de Duitsers gezocht, Telkens soldaten of leden van de Gestapo thuis kwamen zoeken lieten ons ouders het tweede trouwboekje van vader zien en daarin stonden slechts twee meisjes vermeld. Dat bracht hen telkens in de war. Maar wij verstopten ons nu hier dan daar, tot in de ‘klotkuilen toe. Zo bij de familie Van den Brande, aan de overkant van de straat, en bij ‘Gust van Zjo’op de schelft. Want daar waren geen kinderen en dus ook minder huiszoekingen. Vaak sliepen we ook buiten, zelfs onder een houtmijt. Toen op de Heide een vliegtuig neerstortte ben ik daar stiekem gaan kijken.Achteraf heb ik aan een lid van de bemanning nog een blauw kostuum gegeven om hem te helpen ontsnappen. In die moeilijke periode hadden wij voldoende melk want leveren aan de melkerij was niet mogelijk. En brood bakten ons ouders zelf ons brood. Heel wat mensen op de vlucht, uit Aarschot of zelfs uit Limburg zijn toen thuis langsgekomen op zoek naar wat eten..