2020DeSnelle
Mijmeringen rond ‘De Snelle’ en veldweg 149
Toen we half maart 2020 in lockdown gingen en het contact met personen werd beperkt, heb ik van
het mooie lenteweer geprofiteerd om mijn geboortedorp wat beter te verkennen. De hoofdwegen
kennen we natuurlijk allemaal. Het zijn dus juist de kleine wegeltjes die nog voor verrassingen kunnen
zorgen. En veldweg 149 was voor mij zo eentje. Ik liep hem volledig af en bij aankomst aan
kampeerhuis De Snelle begon er bij mij een lichtje te branden over wat er zich eeuwen geleden
mogelijk heeft afgespeeld…
Op vergaderingen met Jonas en zijn medewerkers aan ‘Verhalen verbinden platteland’, en in boeken
over Langdorp en Wolfsdonk van A. Peeters had ik al een en ander gehoord en gelezen over dat
huidige kampeerhuis. Ook vond ik er enkele interessante gegevens over in Dr. Paul Kempeneers zijn
boek uit 2011 ‘Langdorp’. Daarin behandelt hij de Plaatsnamen en hun Geschiedenis. Hij vernoemt
zelfs een document uit 1731 (SG 2551) waarin ‘De 3 Snellen’ als afspanning vermeld staat. Toen
hoorde ze toe aan Jan Vander Borght en daarna aan Jan Sels.
In 1791 werd het huis met toebehoren
voor 2002 gulden en 7 stuivers gekocht van Anna Elisabeth Van Hove, de weduwe van Jasper Peeters,
door Joannes Antonius Wellens, die in 1788 gehuwd was met Anna Maria Crets, Zij lieten het grondig
verbouwen in 1802. Dit jaartal kunnen we terugvinden in de gedenksteen die ze boven de
hoofdingang lieten plaatsen en waarin ook hun initialen IAW +AEC zijn gegrift.
Huisnummers bestonden destijds nog niet. En wie wou gekend zijn voor eventuele bezoekers plaatste
dus een uithangbord. Zo droeg hun huis al decennia vroeger als naam ‘De 3 Snellen’.Een snelle was een kleine beker die in één teug kon worden uitgedronken. Dat was ook het geval voor
een wippertje of een snapje. Volgens Van Dale komt Snelle van het Hoogduitse Schnalle, wat snavel
betekent.
Die wetenswaardigheden had ik al in mijn hoofd toen ik in de Oude Mechelsebaan een geel plaatje met
de vermelding ‘veldweg 149’ zag staan. Je kan het vinden op enkele meters ten Westen van de kruising
met de Mertenheenstraat. Waarheen die weg in het bos me in Noordelijke richting zou leiden wist ik
niet. Maar hij zou zeker uitkomen op een straat die ik goed kende. Hij leek me zo breed dat er vroeger
wel een kar of koets over heen kon. Het viel me ook op dat hij kaarsrecht loopt en bijgevolg in de
Steenheuvelstraat terecht komt. Maar aan de overkant van deze weg stond weer datzelfde plaatje:
veldweg 149. Hij liep hier dus gewoon rechtdoor. Met dit verschil dat er nu enkel bos was aan mijn
linkerkant en een weide aan mijn rechter. Die kende ik al van een vroegere wandeling. Hij komt uit op
een akkerland en heeft daar twee haakse bochten, om daarna terug rechtdoor te lopen, langs het huis
van Gerard en Josée Pauwels van waar hij de naam Elsleukenstraat krijgt, en uit de komen op ‘De
Snelle’…
Achteraan in het genoemde boek van Dr. Kempeneers staat op blz 326 een wegenkaarten van
‘Diepven en Elsleuken’ uit 1845. En daar vind je veldweg 149 als een verbindingsweg tussen de
Mechelsebaan en De Snelle. Je ziet zelfs dat langs de oostkant van De Snelle een spoor lijnrecht
doorloopt richting Varenwinkel. Het heeft daar als naam Lisbroekstraatje.
Een deel hiervan vormt nu
het westelijk stuk van de Elsleukenhoekstraat. Eigenlijk liep het straatje verder door tot in het
Lisbroek, nu een weide begrensd door de Mortelloop en de Herseltseloop.

Achter de Snelle leidt een karrespoor richting de laatste huizen van Wolfsdonk grenzend aan
Varenwinkel
Op een vergadering met Jonas waren al eens mijmeringen naar boven gekomen over afspanning De
Snelle… Een afspanning was vroeger immers veel meer dan een afsluiting van een eigendom. Het was
ook een beveiligde plaats waar reizigers met paard en wagen een beschutte rustplaats konden vinden
met eten, drinken, verzorging, plezier en ontspanning. Soms kon men er zelfs van rijdier wisselen.
Freddy V. wist toen te vertellen dat sommige ruiters haakjes hadden aan het zadel van hun paard. De
‘snellekes’ konden daar met hun oor aan opgehangen worden terwijl ze zelf een babbel deden of hun
dier verzorgden. Langs de grote verkeersaders, zoals de Mechelse baan trof men verscheidene
afspanningen: Buiten ‘De Snelle’ waren in onze onmiddellijke omgeving ook nog ‘Den Eik’ in
Averbode, ‘De Heibloem’ in Gijmel, en ‘De Liter’ in Ourodenberg. Op de Wolfsdonkse school leerden
we al dat de Mechelse baan een Romeinse heirbaan was die Mechelen met Keulen verbond. Alfons
Heylen °W.9.7.1904, broer van onze onderwijzers, laat in zijn boek ‘Het dorp van Sint-Antonius’
(1987), Peer van den Otter de wonderbare historie vertellen van de bazin van ‘De Heibloem’, die de
heksen op hun bezem tot in Keulen gevolgd was. Een variant van dit verhaal had ik als kind mijn
moeder al horen vertellen, maar dit was veel langer en sappiger verteld. Het doet ons vermoeden dat
er in elke afspanning heel wat te horen en te beleven viel…
R.V.