2021VroegerVolksgebruikenUitLangdorp
Artikel uit ‘De Arend’ van zondag 2 juli 1893
Inhaling van de nieuwe pastoor te Langdorp
De eerwaarde heer Sprengers, onderpastoor te Langdorp, is pastoor
benoemd aldaar.
De geestdrift welke zaterdag 24 juni te Langdorp ontstond bij het
vernemen, per snelschrift, dier goede tijding was overgroot.
Woensdag is de nieuwe Herder plechtig ingehaald onder een grooten
toeloop volks. Schoone en groote toebereidselen werden gemaakt om hem met alle
mogelijke pracht in te halen. Elkeen heeft het zijne bijgedragen om den
eerwaarde Heer Sprengers een tweede blijk van achting te toonen.
Een stoet, samengesteld uit de Gemeenteoverheid, de Boerenbond, de
Schoolkinderen-meidekens en een groot aantal ruiters, is de eerwaarde Heer
pastoor tot tegen de stad komen afhalen.
Het dochterke van mevr. Craenen, (Nota:
later zuster van Vorselaar) las eene aandoenlijke aanspraak, waarin de
nieuwe Herder hartelijk werd verwelkomd. Deze, zichtbaar ontroerd door al de
blijken van toegenegenheid, bedankte zijne parochianen, waarna de stoet zich in
beweging zette naar het dorp.
De steenweg was met boompjes beplant, met gekleurde vaantjes, de huizen
waren versierd met vlaggen, jaarschriften en verzen, de straat aan de kerk was
bijzonder schoon door gekleurde stoffen versierd en afgehangen. Zoo trok die
schoone stoet, onder de toejuichingen der menigte, tot in de kerk, om de
gebruikelijke godsdienstige plechtigheden te vervullen, en daarna naar de pastorij.
De inhaling van den Z.E.H. Sprengers is buitengewoon prachtig geweest, en de
inrichters halen alle eer van hun werk.
‘De Arend’ wenscht de Langdorpenaars geluk met hunnen nieuwen Herder,
en hoopt dat pastoor Sprengers nog vele jaren moge leven, tot het geluk en
zieleheil zijner parochianen.
Eerwaarde heer Karel Jozef Sprengers was pastoor te Langdorp van 24 juni 1893 tot aan zijn overlijden op 6 juni 1901.
Ingezonden door
Jozef Craenen
Artikel 1 uit ‘de autotoerist’ 9 juli 1970
Ruim 50 jaar geleden, op 9 juli 1970, kreeg Langdorp de voorpagina van ‘de autotoerist’. Na een hartelijk welkom van toenmalig burgemeester Remi Van Aelst volgen nog tien blz. tekst en beeld over Langdorp, van drie auteurs: Gust Willems, Lic. T.J.Gerits en Simeon Verbruggen. Graag laten we jullie lezen wat de eerste en derde te vertellen hebben. We beginnen met het artikel, van de hand van Simeon Verbruggen (1907-1988), Langdorpenaar en gewezen schoolhoofd in Wolfsdonk, omdat dit best aansluit bij wat de rusthuisbewoners van Sint-Rochus wisten te vertellen over vroeger. R.V.
Meester Simeon Verbruggen met zijn klas. Foto begin jaren ’60.
Volksgebruiken uit het oude Langdorp
"Laten wij, mensen van het nieuwe Langdorp, nog even ons hart ophalen aan het frisse en ongekunstelde dat die stilaan wegstervende gebruiken ons nog aanbieden. Delen we nog eens lief en leed, de vreugde en de smart en de wisseling van de gebruiken in de verschillende jaargetijden.
Na de geboorte werd het kindje door een baker, met peter en
meter, naar de kerk ten doopgedragen. Daarna deed de jonge christen dadelijk zijn intrede in de wereld door
alle herbergen op de terugweg. De peter betaalde de pinten, de meter de
suikerbollen (kinnekeskak). Zes weken
later deed de moeder haar kerkgang. Bij de thuiskomst was er lekkere koffie en
vlaaien.
Ieder jaar op 11 mei, feest van St-Franciscus van Hiëronymo
trokken alle moeders naar de Langdorpse kerk om voor hun kroost de hulp van
deze heilige af te smeken. Er werd beeweggegaan tegen de stuipen, naar St-Cornelius in Gelrode of Blauberg, en naar
St-Kwinten in Leuven bij ‘Janneke de schreeuwer’.
Was de kleuter ziek, dan werd een lintje van het kleed of
een haarpijltje naar een oude godvruchtige vrouw gedragen; zij dompelde deze
voorwerpen in water om te zien welke heilige het kindje kon redden.
Schoolgaan zonderspelen bestaat bij onze jeugd niet. Overhalen, baarspel, blinde koe,
kiskassen naar het streepje (meetje
schieten?) of naar de teppe schieten, ‘t waren al spelen waarmee onze
Langdorpse jeugd vertrouwd was. Op die heerlijke zondagnamiddagen, na ‘de
catechismus van volharding, werd er gedopt, met een tol gespeeld, vogels
geroofd en stroppen gezet. In de week was er minder tijd voor spel. De koeien
moesten worden gehoed langs de weg.
Met de plechtige
communie werd er ‘gepaard’, jongens met jongens, meisjes met meisjes. Het
noenmaal werd bij de ene, de koffie bij de andere gebruikt. Ieder bejaarde
Langdorpenaar zal u nog weten te vertellen met wie hij ‘gepaard’ heeft.
Op oudejaarsdag werd er nieuwjaargezongen. ‘Nieuwjaarke zoete, bij Franses zijn z’ aan ‘t toeten. In het bos
loopt een konijn, wie ‘t kan krijgen ‘t is het zijn.’ ‘s Avonds kwamen ‘de
zwarte mannen’ mondharmonica spelen. Ze rammelden met hun potteke om wat centen
te krijgen.
Voor de meeste kinderen was het schoollopen gedaan na de plechtige communie. Jongens en meisjes
trokken met de koeien naar het Broek. Gretig werd gebruik gemaakt van het
vrij-geweiderecht. Aan de Demer werden scheldwoorden geroepen tegen de
koewachters van Rillaar. ‘Rillaarse brekken, benen lijk stekken, koppen als
balken, om in ‘t gemak te zwalpen’.In de Venne en de Laak werd er, naar ‘t
voorbeeld van de Witte duchtig gezwommen. Er werden dijken gezet en gemeurd tot
de snoek bovenkwam.
Daarna kwam de tijd van kermissenen danstent. ‘Mensen, mensen, past op uw censen want de mannen van den tuis
zijn daar’. Kermisgangers uit het omliggende moesten op hun hoede zijn, want er
werd rap met messen gevochten. Tot 1914 was er in Wolfsdonk een gendarmerie.
Bij een inval van de rijkswacht in een danstent was de vloer met ‘poenjaards’
bezaaid. Kwam er een man uit de stad en had die een hoed op, dan werkte dat op
de dorpelingen als een rode lap op een stier. Men trok in groep naar de kermis.
Ieder betaalde zijn deel voor de pinten en ieder mocht dan ook een slok uit de
pint drinken. Na de eerste wereldoorlog is daar verandering in gekomen en
bestelde men één meter bier: tien pinten. Betere tijden, andere zeden!
Trouwen was om zo
te zeggen een herhaling van het doopsel. Huwelijksmissen waren een
zeldzaamheid. Rap naar het gemeentehuis en de kerk, en dan werden de herbergen
aangedaan. De trouwers van Wolfsdonk kwamen met de speelkar naar het
gemeentehuis in Langdorp.
Hertrouwde een weduwe of weduwnaar, dan werd er ‘bellemet’ gehouden.
Met alle mogelijke instrumenten, potten en pannen, werd er ‘muziek’ gemaakt.
De kinderen rolden als kolen uit de schoot van de moeders.
Om een talrijk gezin te voeden trokken de mannen naar het Walenland: naar de
grote of de kleine biet, naar de oogst of de dorsmolen.
Maar toch amuseerdehet volk zich. Er werden heel wat grappen uitgehaald. De zit van het gemak werd
wel eens met stroop besmeerd, de wielen van een kar werden losgemaakt. Er werd
eens een lemen gemak vanuit de Goor tot in het dorp gedragen. Uilenspiegel
leefde toen nog.
De ziekten zoals het pleuris en appendicitis (slag in de darmen) maakten veel
slachtoffers. Daarom waren er ook genezers.
Vooral gekend was ‘Fik van Charel van Gilles’, die met zijn zalven tegen
schurft en rappen en andere plagen mensen en dieren genas. Hij was zelfs tot in
Nederland gekend! Bij zijn dood meende ik zijn geheim te ontdekken, maar er was
noch boek noch geschrift in huis.
Was er een lijk in huis, dan werd het spek uit de schouw
gehaald en bij de buren ondergebracht. De morgen na het overlijden gingen de meisjes uit de buurt ‘de weg om’. Die van
Langdorp en Gijmel trokken al biddend naar Aarschot, die van Wolfsdonk naar
Testelt. Aan de kapelletjes onderweg werd even halt gehouden en in een herberg
werd koffie geschonken. In het sterfhuis werd iedere avond tot aan de
begrafenis de rozenkrans gebeden, met schrikaanjagende gebeden als ‘de pieren
zullen u verrotten’. De begrafenis had plaats met een mis om acht uur. De
lijkkist werd op een boerenkar vervoerd. Bij ieder kapelleke werd stilgehouden,
even gebeden en een ‘strowijp’ gelegd. Over sommige wegen o.a. de Vennendijk,
trok men nooit met een lijk.
Een drietal weken na de begrafenis had de uitvaart plaats.
Door welstellende lieden werden na de dienst aan armen en kinderen koeken
uitgedeeld, soms wel eens broden.
Zo leefde Langdorp in wel en wee, in vreugde en smart, maar
vooral in armoede. Gelijk elders is er nu welstand gekomen. Met de welstand
gaat echter veel folklore verloren. Maar sommige gebruiken blijven in het
geheugen bewaard als een mooie herinnering aan het verleden van Langdorp.
Het eerste artikel in de autotoeristvan 9 juli 1970 was van de hand
van historicus Gust Willems uit Testelt. Hij was de sympathieke leraar
aardrijkskunde en/of geschiedenis aan het Atheneum van Hasselt, de
Normaalschool van de zusters van de Voorzienigheid in Diest en het College in
Aarschot. Gust werd geboren in Testelt op 28.06.1914 en overleed er op
11.03.1986.
Van landbouw naar toerisme
"Dat Langdorp, met zijn eenvoudige
naam, totnogtoe weinig is gekend, is niet te verwonderen. Want als een landelijke gemeente moet wedijveren
met de toeristische, historische of godsdienstige vedetten uit de
noord-oosthoek van de Brabantse Demerstreek, zoals het graafschappelijke
Aarschot, het mariaal Scherpenheuvel, het Oranje-Diest, het Norbertijns
Averbode of het Claes-Witte-Zichem, dan blijft er alleen nog de rustige weelde
van een dennengroen Langdorp om de mensen aan te trekken.
Maar dat harmonisch gebouwd Langdorp, zo een beetje scheefgedrukt tussen
Hageland en Zuiderkempen, is als toerististische kern toch aardig aan ‘t
groeien geraakt. Het ligt op 2 km van Aarschot, op 10 km van Averbode, op 18 km
van Diest en Leuven, en op 50 km van Brussel en Antwerpen.
Het is in werkelijkheid een lang
dorp, tussen Demer en Kalsterloop, en juist middendoor gesneden door de
spoorlijn Diest-Aarschot. Het heeft een oppervlakte van 2049 ha en is met zijn
bevolking van 5200 inwoners het tweede belangrijkste dorp van het kanton
Aarschot. Gelijkmatig is het verdeeld over drie
kerkgehuchten: Langdorp-centrum, Gijmel en Wolfsdonk. Langdorp-centrum is
als de oudste kern nabij de Demer gegroeid. Wolfsdonk heeft het typisch
landelijk karakter bewaard en de Gijmel heeft een verspreide bebouwing en is
een villawijk geworden.
Langdorp heeft Hagelandse kenmerken
door de langgerekte, uit Diesterse ijzerzandsteen opgebouwde heuvelkam, met
mooie panoramische vergezichten op de Demervallei en kenmerkende namen als Dorenberg
(43 m), Bosberg (52 m), Wijngaardberg (32 m) en de Groef (32 m).
Kempens van aard is het volk van
Wolfsdonk. Kempens van aard is ook de bodem, met zijn zandgrond en zijn
landduinen. En de bijriviertjes van de Kalsterloop vormen er de moerassige laagten
van Diepven, Meren en Mosvenne.
Sinds vele eeuwen wonen er mensen in Langdorp. Is er niet de Oude
Mechelsebaan, waarlangs op het gehucht Gijmel talrijke voorhistorische graven
uit de Vde eeuw voor Christus werden ontdekt?
Met Hagelandse taaiheid en Kempens geduld bewerkten de boeren er de schrale
grond en maakten hem vruchtbaar. Vruchtbaar was ook de gestadig aangroeiende bevolking Van 1640 inwoners in 1815 naar 2556 in 1900, 3506 in 1940 en 5126 in
1970. Van 1950 tot 1960 waren er 120 uitwijkingen meer dan inwijkingen, maar
van 1960 tot 1970 waren er 159 meer inwijkingen in overschot. Deze ommekeer is
waarschijnlijk te danken aan de nieuwe bouwmogelijkheden in de Gijmel, en
vooral in het centrum op de Dorenberg. Ook de verplaatsingsmogelijkheden en de
verbetering van de infrastructuur zijn hier zeker niet vreemd aan.
Inzake onderwijs zijn er in de
drie gehuchten samen 32 klassen voor kleuter- en lager onderwijs, met in totaal
675 leerlingen. Alleen Langdorp-centrum heeft te lijden van de onmiddellijke
nabijheid van Aarschot en heeft het moeilijk om zijn onderwijs in stand te
houden. Aarschot oefent met zijn brede waaier van middelbare en technische
scholen een belangrijke aantrekkingskracht uit.
Op economisch gebied is er in Langdorp, zoals in de meeste gemeenten, een
duidelijke verschuiving waar te nemen. De landbouw wordt meer en meer verlaten
en de mensen worden aangetrokken door de nijverheid en de tertiaire sector. Ca.
1775 telde men op het gehucht Gijmel een vijftigtal boerderijen. Nu (1970) heeft de ganse gemeente nog een
tiental echte boeren. De gronden zijn te fel versnipperd en worden meestal
bewerkt door ‘gelegenheidslandbouwers’,
die eigenlijk een ander beroep uitoefenen. Ook de veeteelt verdwijnt, om reden
van de waterzieke gronden van de Demervallei. In de laagten werden visvijvers
gegraven en de Demerweiden zijn al grotendeels met Canadese populieren beplant.
Enkele landbouwers hebben met succes omgeschakeld naar de meer renderende
gespecialiseerde tuinbouw, met o.m. een vijftal ha cultuur onder glas, of naar
het pluimveebedrijf. In totaal worden er nog 330 ha landbouwgrond bewerkt. En
dat is maar 15% van de totale oppervlakte.
De oude Kempense boerderijen van het langgeveltype geraken stilaan in
verval. Ofwel worden ze gretig opgekocht en omgetoverd tot weekendverblijven en
landhuisjes. Nog enkele witgekalkte exemplaren steken fris af tegen de
dennengroene achtergrond.
Tot voor enkele jaren was Langdorp ook een gemeente van mijnwerkers en
seizoenarbeiders. Een honderdtal arbeiders trokken ieder jaar voor enkele weken
naar de grote of de kleine biet in
de Waalse leemstreken. Meer dan 70 mijnwerkers werkten in de Kempense steenkoolmijnen en een tiental trokken
zelfs dagelijks naar Charleroi. Door de crisis in de steenkoolnijverheid en de
mechanisatie in de bietenoogst is de tewerkstelling in deze takken praktisch
gedaan. Dat de omschakeling van landelijke naar nijverheidsbevolking. eerder
traag gaat, wordt duidelijk bewezen door het feit dat het aantal vrouwelijke
arbeidskrachten maar één zesde bedraagt van de actieve bevolking. Van
plaatselijke tewerkstelling is er in Langorp nog niet veel spraak. Maar dan 75%
van de arbeiders en beambten gaan elders werk zoeken. Brussel (18%), Leuven
(15%), Aarschot (13%) en Antwerpen (5%) zijn de voornaamste aantrekkingspolen.
Meer dan 100 pendelaars zijn dan ook dagelijks meer dan vier uur onderweg om
van en naar hun arbeidsplaats te
reizen.
Daar het nabijgelegen Aarschot met zijn winkels, warenhuizen en
donderdagmarkt een sterke aantrekkingskracht uitoefent, heeft Langdorp maar
weinig handelsinrichtingen. Met de winkels en café’s heeft Langdorp dan ook het
laagste percentage in vergelijking met de omliggende dorpen.
De economische groei van een dorp hangt nauw samen met de verbetering van
de infrastructuur. Deze is, dankzij
een dynamisch gemeentebestuur, de laatste jaren aanzienlijk verbeterd. Maar
lang heeft Langdorp moeten wachten om goede verbindingswegen. Pas in 1890
werden de kasseiwegen (vanuit Testelt over Langdorp naar Aarschot en over
Wolfsdonk naar Herselt) aangelegd. In 1960 kwam de betonweg naar Aarschot en
enkele jaren later die naar Herselt en Wolfsdonk over Gijmel. Eindelijk waren
de Langdorpse gehuchten vanuit het omliggende goed bereikbaar. Mooie
toeristische asfaltwegen doorkruisen nu het gehucht Gijmel in verbinding met de
andere wijken. In 1964 werd de modernisering verder doorgedreven met de aanleg
van een waterleiding.
In tegenstelling met de naburige gemeenten Testelt en Zichem speelt de
spoorweg in Langdorp niet de minste rol. Rond de kleine halte in Gijmel is
nooit een woonkern gegroeid. Dit is te begrijpen als er slechts twee treinen ‘s
morgens en ‘s avonds stoppen op deze nochtans drukke spoorlijn. Ze hebben hier
dan ook geen betekenis voor het vervoer.
Waar Langdorp tot voor enkele jaren het uitzicht bood van zowat een
vergeten dorp aan de rand van Kempen en Hageland, is door die verbeteringen de
start gegeven naar een nieuwe
oriëntatie: het ontspannings- en het verblijfstoerisme.
De oude windmolen, de Heimolen,
die zowat het symbool was van dat rustiek agrarische, en die door zijn
gemechaniseerde concurrent tot werkloosheid was gedoemd, wordt momenteel
gerestaureerd. Hij dateert van 1662 en werd opgericht door Gillis van den
Eynde. Door erfenis werd hij eigendom van juffrouw Fasbinder. Deze dame heeft
het prachtig initiatief genomen de open standerdmolen, die in 1944 als monument
werd beschermd, met de hulp van gemeente, provincie en staat, in zijn
oorspronkelijke toestand te laten herstellen. Het hart van Langdorp staat hier
stil in de grote ruimte van de dennenbossen. Meer dan 500 ha bos, bijna 1/4de
van de totale oppervlakte van de gemeente, geven de mens hier het gevoel in een
andere wereld terecht te komen. Vele kilometers zandige wandelwegen doorkruisen deze
rustige stilte en dan komt u plots te staan voor een ruitershof met renbaan, en
wat verderop krioelt het van spelende of kamperende jeugd in Kabouterland. In
de vennelaagten van Gijmel en Wolfsdonk wachten een vijftigtal vijvers op geduldige vissers.
Op vier officiëel erkende kampeerterreinen,
samen meer dan 200 ha groot, zijn al 300 plaatsen van 4 tot 5 are, uitgebouwd
voor huisjes en caravans. Zo heeft het toerisme in Langdorp toch zijn
oorspronkelijk rustig karakter bewaard, want het is niet ingesteld op rumoerig
massatoerisme of haastig eendagstoerisme.
Het hartelijke Langdorp met zijn 500 ha bos biedt kampeer-, bivak- en
speelterreinen aan jeugdgroepen, en rijbanen voor de liefhebbers van
paardensport.”.
Gust Willems