2020JeugdjarenGastonB
DE JEUGDJAREN VAN GASTON B. UIT WOLFSDONK
Interview 1990 Christel Grade
Bewerking 2019 R.V.
Ik ben in 1934 te Wolfsdonk geboren als vijfde kind van Frans B. en Anna Barbara K.
Ik kwam ter wereld in een kamer boven het café dat in 1922 was open gegaan Ons Maria, was hun
eerste kind. Mijn ouders hebben er gedurende 48 jaar café gehouden en daarna heeft onze Jos het nog
12 jaar verder gedaan.
Eerst was mijn vader seizoenarbeider, zowel in de bieten- als in de graanoogst. Later reed hij met
paard en kar rond bij de mensen om (tafel)bier te verkopen terwijl moeder het café deed. Het bier
werd in vaten thuis geleverd nadat het in het bierkot met een machine op flessen was getrokken. Daar
werden de lege flessen ook gespoeld terwijl het water gewoon buiten liep. Een riolering was er toen
nog niet..
Vanaf vier jaar ben ik bij de zusters naar school gegaan. Zuster Bibiana herinner ik me nog goed. Ze
hield ons vooral bezig met tekeningen uitprikken. Die lagen op een matje. En met een veiligheidsspeld
moesten we zeer dicht bij elkaar gaatjes prikken zodat de tekening gemakkelijk los kwam zonder
scheuren. Zoiets zou nu niet meer mogen. Maar toen was het een belangrijke vorm van tijdverdrijf en
een oefening in handvaardigheid. We mochten ook pareltjes, of iets anders, aan een draad rijgen. Van
de tweede bewaarschool heb ik geen herinneringen bewaard.
De eerste graad van de jongensschool was bij juf Anna Heylen. ‘Anna van de meester’ zegden we. Het
eerste trimester van het eerste leerjaar hebben we het ABC zodanig goed ingeoefend dat we het van
buiten kende. Met Leon Verreycken mocht ik het gaan opzeggen in de vierde graad. We kregen ook
godsdienst of catechismus, we leerden tellen en rekenen, we zongen liedjes. Bij mooi weer gingen we
al eens wandelen. Met lezen begonnen we pas in het derde trimester, maar in het tweede leerjaar
konden we al in een boek lezen. Schrijven deden we meestal met een griffel op een lei. Maar af en toe
schreven we ook met een potlood in een boek. We hadden geen schooltas en moesten ook geen
huiswerk maken. Wel hadden we een catechismus om thuis de vragen in te oefenen.
Toen ik 7 à 8 jaar was moest ik thuis al met een koe uitgaan om haar de graskant van de straten te
laten afgrazen. En dat omdat we niet genoeg weide hadden. Maar toen waren die kanten veel
properder dan nu. Een werkje dat ik van onze Jos had overgenomen. Mijn zussen volgden vanaf hun
13de naaischool of hielpen in het café. Om daar muziek te maken hadden mijn ouders een radio-pickup aangeschaft.
Aan tafel hadden we doorgaans een vaste plek. Toen we nog klein waren werd er gebeden voor de
maaltijd. Maar stilaan is dat verwaterd omdat er ook wel altijd iemand bezig was in het café. Als kind
gingen we zelfs in de week naar de mis. Ik stond op rond 6.30 uur en toch was ik dan nog om 7 uur in
de kerk alhoewel de afstand zeker een kilometer bedroeg. Daarna liep ik terug naar huis om te kunnen
eten voor ik naar school ging. In de kerk was altijd een meester of een juf. En die zette dan een
streepje achter onze naam. We kregen er goede punten voor. In het begin was Gepts nog pastoor. Dat
Pagina 4 van 13
was een dikke strenge man, die regelmatig ook even in de klassen langs kwam. Ik geloof dat we met de
school om de veertien dagen te biechten moesten gaan. Omdat we met zo’n 150 kinderen waren
kwam er zelfs een vreemde biechtvader. Een eerste maal moesten we gaan biechten vlak voor ons
eerste communie. Om aan te leren hoe dat allemaal verliep zijn we dikwijls gaan oefenen in de kerk.
We mochten niet op de hostie bijten of ze met onze vingers aanraken als ze plakte in onze mond.
Anders was dat grote zonde. Op die feestelijke dag droeg ik een lange ‘smokkelbroek, evenals bij mijn
plechtige communie. Met Mariet van de bakker, die toen al een auto hadden, mocht ik meerijden naar
de kerk. Later hebben ze die moeten afstaan aan de Duitsers. Feesten werd er voor de eerste
communie niet gedaan, althans minder dan voor de plechtige. Toen heb ik met Mariet een koppeltje
gevormd. Na de viering in de kerk zijn we naar de parochiezaal gegaan om er een diploma in
ontvangst te nemen. De oorlog was dan voorbij en de mensen hadden terug wat geld om een cadeautje
te geven of een cent als zakgeld. ’
Als kind hebben we stilaan ontdekt wie sinterklaas was en waar de gekleurde eieren van de klokken
van Rome vandaan kwamen. In de school leerden we nog de betekenis van Kerstmis en Pasen maar de
vieringen thuis waren toen veel soberder dan nu. Het vlees dat op tafel kwam was vooral van eigen
kweek : schaap, geit, haantje… Ik was zeker al twaalf jaar toen ik af en toe eens naar de beenhouwer
van Herselt fietste om wat paardenvlees te gaan halen. Toen hebben we ook wat zakgeld gekregen
waarmee we bij Tuur en Marie karamellen mochten gaan kopen.
Wat we in onze kinderjaren en jeugd als ontspanning deden? We zochten het gezelschap van
leeftijdsgenoten uit de buurt. We hadden speel- en kienkaarten, we babbelden en vertelden. We
speelden voetbal met een papieren balleke waarrond een koord was gedaan. We maakten vliegers
met de gele affiches van de notaris die in het café hingen. Die plakten we met een gekookte aardappel
rond de houten stokjes die in kruisvorm het geraamte vormden. We zochten sterk garen of touw om
de vlieger op te laten. ‘Klotsbuizen’ maakten we van uitgehold vlierhout. Uit sterk hout sneden we een
‘stempel’ die in de holle vlierbuis paste. In de buis staken we eerst ‘kettels’ of zaadjes van de
berkenboom. Die duwden we met de stempel naar voor in de buis. En de samengeperste lucht tussen
de zaadjes gaf een ferme knal wanneer het voorste zaadje eruit vloog naar het slachtoffer toe. We
lieten bij ‘Janneke smed’ ronde ‘repen’ maken van de ijzeren greep van oude ketels. Die dreven we
voort met een stok waaraan een U vormig ijzer vastzat. Soms deden we hetzelfde met een fietswiel en
een houten stok die in de U vorm van de velg paste. Na de oorlog heb ik een ‘trekzak’ gekregen waarop
ik allerlei liedjes leerde spelen. Maar toen het karton ervan stuk ging heb ik nog geprobeerd hem te
herstellen met een speld. Een kleine saxofoon heb ik ook eens gekregen. Met de school ben ik een
enkele keer naar de dierentuin in Antwerpen geweest. En tijdens de vakanties was het helpen op het
veld. Er was altijd wel wat te doen, zoals patatten rapen, de graanschoven bij elkaar brengen en zo
meer. En als we niet luisterden of iets hadden uitgestoken dan mochten we ons aan een klets van onze
ouders verwachten. Als vader eens op zijn vingers floot wisten we heel goed wat dat betekende. En
toch denken we graag terug aan ‘die goede oude tijd’.