2018 Verhalen Bommenwerper

BOMMEWERPER CRASHT 
In het weekend van de Wolfsfeesten werd in de Sint-Antoniuskerk van Wolfsdonk een tentoonstelling opgezet rond het neerstorten van een Amerikaanse B-17 bommenwerper op de Heide te Wolfsdonk in augustus 1943 (tussen huidige Mosvennestraat en Tuinbouwstraat).
Renaat Van den Berckt schreef deze teksten uit en het project 'Verhalen verbinden platteland', dat onze kerkfabriek opzette, werkte deze mee uit.
In de volgende weken wordt Renaats uitgebreidere tekst in verschillende episodes gepubliceerd. Vandaag verschijnt het eerste samenvattende stuk in ons parochieblad. Later zullen alle teksten ook op www.verhalenverbindenplatteland.be en een boek verschijnen. De panelen in de kerk blijven nog enkele zondagen te lezen.
Afbeelding invoegen 

17 AUGUSTUS 1943: B-17 CRASHT IN WOLFSDONK    
Niet alleen in Langdorp is in ‘43 een vliegtuig van de geallieerden gecrasht. Ook op de       Heide in Wolfsdonk viel op dinsdag 17 augustus een Amerikaanse B-17 of ‘vliegend fort’    tussen vier huizen aan de noordoostkant tussen de Mosvennestraat en de  Tuinbouwstraat, op een veld van 55 op 90 meter, dus heel wat kleiner dan een   voetbalveld, eigendom van August Van den Berckt-Vermeulen. Hijzelf woonde nog bij zijn vader ‘Tistke de wever’ aan de overkant van de Mosvennestraat. Aan de westkant van het terrein woonde het gezin Fons Steurs-Coenen, aan de noordkant het gezin Frans Van den Berckt-Tielemans en aan de oostkant tegen de straat het gezin Jef Peeters-Hermans. Het mag een wonder heten dat er hier geen doden of gewonden vielen. Die zomerse dag was even na 13 uur al een tweede eskadron Amerikaanse bommenwerpers gepasseerd richting Duitsland om daar de oorlogsindustrie te gaan platleggen.
De mensen hadden even naar de lucht gekeken, maar werkten daarna gewoon verder: het was immers oogsttijd. Geholpen door zijn vader, zijn recente schoonbroer Fons van Zefke (Willems) en nog een andere man, was Gust Van den Berckt vollegrondtomaten aan het plukken achter een kleine serre die in de hoek van het veld stond, tegen Fons van Steurke. Zijn oudere broer Frans was met een paar helpers en zijn jongens naar zijn patattenveld in de Mosvenne getrokken, zo’n 350 meter ten oosten van zijn huis. Alleen zijn vrouw en hun dochtertje van anderhalf waren thuis gebleven.
Rond 14.15 uur was er opnieuw geronk te horen, maar nu uit de andere richting. Drie Duitse jagers hadden een gevecht aangeknoopt met een bommenwerper die blijkbaar in brand stond en fel aan het zakken was in de richting van de Hei. In een schoolboek dat bij de Stad Aarschot in 1997 verscheen, vertelt Gust het zo:"We zagen en hoorden een viermotorige bommenwerper aankomen die beschoten werd door een Duitse jager. Verscheidene bemanningsleden sprongen met valschermen uit het toestel dat daarna ontplofte en in drie grote brokken neerviel. Wij vluchtten alle kanten op. Vader kroop in een rioolbuis. Samen met een makker lag ik tegen de gevel van Fons Steurs, onze buur. Nog een andere sprong in een gracht aan de noordkant van het veld.
Eerst kwam een vleugel naar beneden naast een perenboom. Naast de serre, 15 meter verderop, viel het staartstuk. De romp kwam tussen de tomaten terecht. De serre bleef als bij wonder gespaard, slechts enkele ruiten sneuvelden door los rondvliegende onderdelen. Er ontstond geen brand, maar de hele omgeving raakte besmeurd met olie. De rondscharrelende kippen waren zwart geworden. Toen we van onze schrik bekomen waren gingen we kijken naar de romp. Daarin vonden we nog twee mannen, dood. In het staartstuk zat niemand meer.’”Ook een motor was op dit veld terechtgekomen, op een vijftal meter van het huis van Jef ‘van Fluppes’ (Peeters). En ten westen van het huis van Frans Van den Berckt lag de cabine met een derde dode: co-piloot Dahlman. De overledenen in de romp waren radio-operator Barrett en zijluik-schutter Hunt. Alle drie waren ze bij het luchtgevecht, vanaf Rummen tot voorbij Diest, dodelijk geraakt. Kort daarna gaf piloot Bennett bevel het vliegtuig te verlaten. De zeven andere bemanningsleden, die ook al verwondingen hadden opgelopen, landden met hun parachutes in Testelt, van dicht bij de plaats waar de kerk van Ter Hoeve staat tot aan de grens met Wolfsdonk. Vier van hen werden opgepakt en, eventueel na verzorging in de Brusselse Bordet-kliniek, naar Duitsland overgebracht. Navigator Van Bemmel kon via de ontsnappingsroute ontkomen, tot hij aan de Spaanse grens door Duitse gendarmes werd gevat, verhoord en gedeporteerd. Boordmechanicien Cowherd en piloot Bennett zijn wel veilig via Spanje en Gibraltar in Engeland terechtgekomen. Daar werd hen gevraagd al hun ervaringen en herinneringen op te schrijven.Dit verhaal bleef gedurende 50 jaar strikt geheim. Er is dus niets van terug te vinden in wat er verscheen voor het jaar 1997. Pas na vrijgave kon het ook bij ons door geïnteresseerden worden bestudeerd en verder onderzocht. Verdere toetsen met getuigenissen en grondplannen werden mogelijk...Dankzij deskundige hulp van Paul Laureys (Averbode) zal hierover een uitgebreid verhaal, met een paar kaarten kunnen opgenomen worden in het project "Verhalen verbinden platteland”. Renaat Van den Berckt
 
 
DE VLIEGTUIGCRASH OP DE HEIDE IN WOLFSDONK (vervolg)
deel 2  Verbeteringen en aanvullingen 
1. Naaste buurman Willems?De naaste buurman van nonkel Gust en zijn ouders is steeds Fons Steurs geweest, gehuwd met Mieke Coenen. Nonkel had wel een schoonbroer, Fons Willems (Fons van Zefke), die gehuwd was met Anna Vermeulen, de oudste zus van nonkels vrouw Bertha. Wellicht is Fons Willems zijn pas gehuwde schoonbroer komen helpen bij het plukken van de tomaten. 
2. Beschoten valschermspringers?Niemand van de valschermspringers heeft hierover iets gemeld. Wel was de B-17 beschoten tijdens de vlucht en was de bemanning daardoor reeds licht tot dodelijk gewond. Maar hiervan had men op de Heide geen weet. 
3. Het derde dode bemanningslid?Nonkel Gust had het in zijn verhaal over twee doden die in de romp van de B-17 gevonden werden. Buurman Jos Peeters (°1935), die aan de oostkant van het tomatenveld woonde, herinnerde zich nog dat er ook een derde gevonden is 'tegen het ven,' ( dat was aan de westkant van ons huis, 'zittend aan zijn mitrailleur,in de staart van het vliegtuig'. Uit verdere opzoekingen bleek dat het om co-piloot Dahlman ging, die nog in de cockpit zat.Mijn eigen voorstelling dat er twee vliegtuigen gevallen waren werd hierdoor enerzijds gecorrigeerd en anderzijds begrijpelijk gemaakt.Jos wist nog dat er een motor van het vliegtuig vlak naast hun huis op het tomatenveld was neergekomen. En juist achter hun huis viel een zwaar stuk aluminium, dat er is blijven liggen zolang hij op de Heide woonde. Tijdens de bergingswerken moesten ze in hun huis plaats vrijmaken voor vijf Duitse soldaten. Twee van hun officieren die een bed moesten hebben sliepen bij 'Pellekes' (Wannes Pelgrims) aan de Kerkweg. Zelf kon ik Jos vertellen dat er in het bakhuis van mijn grootouders drie soldaten verbleven en dat één van hen me eens een witte boterham te eten gaf.Van Jos vernam ik verder dat de enige overlevende dochter van de familie Steurs en een goed gedocumenteerde naamloze informant over W.O. II evenals hij in Averbode wonen. 4. Het meisje tegen de hooimijt?Ik wist dat Rosa Steurs (°1926)nog in leven was en kon de naam van haar straat achterhalen. Ik fietste ernaartoe en belde bij enkele bewoners aan, tot ik toevallig haar kleindochter trof die me naar het juist adres stuurde. Het werd, na 70 jaar, een blij weerzien. Dit verhaal verbond ons opnieuw.Rosa, die dus aan de westkant van het tomatenveld woonde, vertelde hoe zij en haar zussen, bij het zien van het brandende vliegtuig dat op hen af kwam, in zuidwestelijke richting wegvluchtten van hun huis. Zelf was ze beschutting gaan zoeken bij buurman Symons-De Cock (de Brek en Julieke Spies), terwijl haar jongste zus Fien verder was gelopen tot in de serre van Frans Lemmens (Frans van de Sloef). Rosa herinnerde zich nog goed dat er in de latere namiddag een jongedame per fiets was toegekomen om het gecrashte toestel te bekijken. De Duitsers, die al aangekomen waren, ondervroegen haar en  beschouwden haar als een mogelijke spionne. Tot tegen de avond hebben ze haar in de zon gezet tegen de hooimijt die voor de schuur stond. Toen het wat frisser werd gaf moeder Coenen haar een wollen jasje zodat ze naar huis kon vertrekken, want ze kwam van tamelijk ver. 
 
Eigen herinneringen
De namiddag waarop de B-17 op de Heide neerstortte, was mijn vader Frans Van den Berckt (°1905 en oudste broer van Gust) met een paar helpers in zijn tuinbouwbedrijf geen tomaten aan het plukken maar wel aardappelen aan het rooien, op een gehuurd stuk grond in 'De Mosvenne' (Testelt) naast 'Nand van de Boer' (Van Braeckel). Dat was slechts een goede 300 meter ten oosten van ons huis in de Tuinbouwstraat. De volwassenen staken de patatten uit, de oudere broers raapten de dikke op, en ik (nog geen 5 jaar oud) de kleintjes.Opeens hoorden we niet alleen het gebrom van vliegtuigen op ons afkomen maar ook salvo's van mitrailleurs. Een brandende bommenwerper die in onze richting neerdaalde was omringd door een drietal jachtvliegtuigen. Dat joeg ons de daver op het lijf. Vader riep mijn broers toe mee te komen schuilen onder de bomen, en gebood mij onder een geladen kruiwagen te kruipen die vlak bij mij stond: nog over het veld naar hen toe lopen was veel te gevaarlijk. Ik luisterde en kroop onder de kruiwagen waar ik, wellicht van schrik, onmiddellijk in slaap viel.Toen één van de helpers me daar kwam weghalen was er op het veld niemand meer te zien. Maar in de andere richting zag ik ook ons huis niet meer staan. Ik werd bij de hand gevat en, door weiden en zelfs een gracht, liepen we zo snel mogelijk richting ons huis. Gelukkig, het stond er nog. Het erf en de hele omgeving, van aan het huis van 'petere' tot aan de wei van 'Sooi van Fluppes' (Frans Peeters) lag alles vol met brokstukken en munitie. Op de loods, aan de westkant tegen ons huis, zag ik zelfs een vrij groot stuk van een vliegtuig liggen. Omdat het voor mij buiten wellicht veel te gevaarlijk was, werd ik onmiddellijk binnen gebracht bij moeder. Zij was thuisgebleven bij een zusje van anderhalf jaar. Daar heb ik er toen als kind een drama van gemaakt dat ik een houten klomp verloren was ergens tussen de kruiwagen en ons huis. Spoedig echter kwam ik binnen tot rust en van wat er zich verder buiten allemaal afspeelde is me niets meer bijgebleven. Ik herinner me wel dat we, tot lang daarna, met kogels en kogelhulzen hebben gespeeld en daarmee onze broek- en vestzakken hebben stukgemaakt. Van de plexiglas ramen van het vliegtuig werden er toen enorm veel 'mica' kruisjes en andere sieraden gemaakt. Dat weten de dames van mijn leeftijd, en wat ouder, nog vrij goed. 
 
Grondplan van de crash:
 
Afbeelding invoegen
 
 DE VLIEGTUIGCRASH OP DE HEIDE IN WOLFSDONK (vervolg)
deel 3

Louis LAUREYS (Testelt, vader van informant Paul Laureys) was ooggetuige van de valschermspringers

(Bron: De luchtoorlog in Oost-Brabant, 1993)

 

‘Ik was pas terug op mijn werk in de schoenfabriek te Testelt en voerde met de zoon van de eigenaar een herstelling uit aan het dak van de fabriek. Opeens werd onze aandacht getrokken door het geronk van vliegtuigmotoren. Vanuit onze hoge positie zagen we heel goed een viermotorige bommenwerper op minder dan 1.000 m met brandende rechtervleugel uit de richting van Zichem komen. Opeens verschenen er kleine stippen, de één na de ander. Het volgende moment ontvouwden hun parachutes zich. Ik telde er vijf. Toen nog één en nog één. Enkele ogenblikken later spatte het toestel met een helle lichtflits uit mekaar. De motoren doken als bakstenen naar beneden gevolgd door stukken van de romp. Kleine stukjes aluminium bleven nog minuten lang naglinsteren in het zonlicht. Toen wist ik nog niet dat ik, nauwelijks enkele uren later, vanop dezelfde plaats, hetzelfde zou zien gebeuren (nl. het vliegtuig 'Patches' dat op de Weefberg in Averbode neerstortte). Ik nam mijn fiets en reed in de richting van Ter Hoeve. Op de Molenberg, naast het kerkhof, lag het eerste neergekomen bemanningslid,Sullivan. Hij had zijn voet gekwetst en kon niet gaan. Tussen de omstanders waren er die de man met een fiets weg wilden brengen, maar uit zijn gebaren maakte ik op dat hij niet kon fietsen. Wanneer ik verder richting Wolfsdonk achter de school kwam had men net het volgende neergekomen bemanningslid uit een hoge lindeboom geholpen, Cowherd. Dezelfde personen die de eerste airman hadden geprobeerd mee te nemen vertrokken toen in de richting van de Mechelsebaan, gevolgd door tientallen mensen. Op de Mechelsebaan aan de afslag naar Spaningen ( Stokheidestraat in Testelt – Tuinbouwstraat in Wolfsdonk) lag de derde. Deze man, Troy, was zwaar gekwetst aan het hoofd en was bewusteloos. De mensen die met de tweede airman wegfietsten stopten even bij de zwaargewonde en ik zag ze iets wegnemen en dan snel vertrekken. Ondertussen was er een dokter gearriveerd en toen ik wilde vertrekken stopten er twee Duitsers op een motorfiets. Deze misten dadelijk het wapen en het valscherm van deze zwaargewonde airman. Met veel gebrul en dreigementen werd iedereen afgetast en gedwongen om zijn papieren te tonen. Ik zag dat het menens was. Na dat voorval ben ik terug naar mijn werk gereden en toen ik laat in de namiddag de tweede B-17 zag neerhalen (Weefberg)heb ik gewoon verder gewerkt.’

 

Wat gebeurde met de tien bemanningsleden?

(bron: Paul Laureys '17 aug.1943. De raid op Schweinfurt’)

 

Het neergestorte vliegtuig was een 'vliegend fort' of Boeing B-17 F met nummer 42-29559 OR-Q en het opschrift "STUP – N – TAKIT”. Het had als thuisbasis het vliegveld van Bassingbourn in Cambridgeshire. Het behoorde tot het 323ste bommenwerperseskadron van de 91ste bommenwerpersgroep en had als opdracht in Schweinfurt de fabrieken te bombarderen waar de kogellagers van de vliegtuigen werden gemaakt.

We vertelden reeds dat in Wolfsdonk op de Heide drie bemanningsleden dood werden aangetroffen: in de romp assistent-boordmecanicien Gaynor en schutter Greager, in de cockpit co-piloot Dahlman. Zij werden met een vrachtwagen  afgevoerd naar het vliegveld van Brustem bij Sint-Truiden, waar ze door de Duitsers op een kerkhof voor vijanden, het Feindfriedhof, werden begraven. Na de bevrijding werden de lichamen naar Amerika overgebracht.

In Testelt zijn de zeven anderen met hun valscherm terechtgekomen binnen een afstand van 1 km en dat terwijl het toestel toch minstens 200 km per uur vloog. Ze reageerden dus razendsnel op het commando 'Bail out' of 'Ontsnap'.

Sullivan (1), de bommenrichter, dook als eerste door het luik in de vloer van de neus-sectie. Hij landde op de Molenberg. Cowherd (2), de boordmecanicien, sprong door het geopende bommenluik en landde achter de school in de Leemstraat. Navigator Van Bemmel (3) ontsnapte als derde langs het luik in de neus en kwam tegen de Mechelsebaan in de  Spiesweg terecht. Terzelfdertijd werd de zwaargewonde staartschutter Troy (4) door Gaynor en Greager door een zijdeur van de staart naar buiten gewerkt. Hij viel dicht bij Van Bemmel in de Stokheide. Piloot Bennett (5), die dacht dat hij al door de ontploffing was naar buiten geduwd, kwam tegen de hoeve Van de Weyer in de Van der Stokkenstraat terecht. En in dezelfde straat landden ook rechterflankschutter Greager (6) en buikkoepelschutter Gaynor (7). De laatste kwam terecht op nog geen 500 meter van de gecrashte B-17.

Van hen konden de drie minst gekwetsten ontkomen aan de Duitsers: piloot Bennett, boordmecanicien Cowherd en navigator Van Bemmel. Over wat zij hebben meegemaakt vertellen we in de volgende bijdragen. De andere vier werden eerst afgevoerd naar het Bordet Ziekenhuis in Brussel. Daarna bleven ze wel krijgsgevangen tot aan de bevrijding in 1945.

 

Hierbij een kaart waarop te zien is waar de twee B17-toestellen gevallen zijn. De cijfers duiden de landingsplaatsen van de zeven valschermspringers aan.

Afbeelding invoegen
 
DE VLIEGTUIGCRASH OP DE HEIDE IN WOLFSDONK (vervolg)
deel 4
Wat de drie ontsnapte valschermspringers hebben meegemaakt en wisten te vertellen (Bron: '17 augustus 1943: De raid op Schweinfurt' 'Twee in Testelt gestrande piloten gaan naar huis', door Paul Laureys. Aug.1993.) De Amerikanen hadden gepland om op dinsdagmorgen 17 augustus 1943 met hun B-17- toestellen, ook vliegende forten genaamd, een gecombineerde aanval te doen op Regensburg en Schweinfurt. In Regensburg werden de Messerschmitt-vliegtuigen gebouwd, die zeer snel en wendbaar waren. In Schweinfurt bevonden zich de fabrieken van kogellagers, die essentieel zijn voor de bouw van vliegtuigen. Met hun bommen wilden ze dus het hart van de Duitse oorlogsindustrie raken. De aanval zou gebeuren in twee golven. De eerste 'combat box' vloog op Regensburg, de tweede, bestaande uit 230 viermotorige bommenwerpers, op Schweinfurt. Deze laatste kon helaas pas tegen de middag opstijgen ten gevolge van zware grondnevel in de ochtend. Hierdoor liep ook de coördinatie in het tijdschema helemaal fout. De escorte van jagers die met de eerste 'combat box' was meegevlogen kon niet tijdig terugkeren om ook de tweede vlucht te beschermen. Ook was de hele Duitse luchtverdediging reeds gealarmeerd door de eerste aanvalsgolf. De lange karavaan naar Schweinfurt werd hierdoor bijzonder kwetsbaar, vooral in de achterste gelederen. Daarin vloog ook de 'Stup-NTakit' van 1Lt. Charles Bennett. Na het opstijgen in Engeland waren ze nog maar net Antwerpen gepasseerd of de B-17 'Stormy Weather', die als laatste vloog, viel reeds in de omgeving van Mol brandend naar beneden. In de omgeving van Luik was de beruchte 88mm-luchtartillerie zeer accuraat en kregen enkele B-17- toestellen een opdoffer, echter zonder zware gevolgen. Maar over de Duitse grens werd het echt menens toen een dertigtal Duitse gevechtsvliegtuigen opdook. Bij deze massale aanval werd het toestel van Bennett zodanig toegetakeld dat het de formatie moest verlaten en er niets anders opzat dan terug te keren. Door onwetendheid of door een navigatiefout overvloog het op vrij lage hoogte het vliegveld van Brustem bij Sint-Truiden waar o.a. Lt. Barte met zijn Messerschmitt BF 110 klaar stond om onmiddellijk op te stijgen. Reeds in de omgeving van Rummen was er gevechtscontact en liet bommenrichter Sullivan de bommen vallen die nog niet op scherp stonden. De bemanningsleden kregen het zwaar te verduren. Bij een tweede aanval boven Diest ontploften in de cockpit en de romp 20mm-granaten. Ze doodden co-piloot Dahlman, koepelschutter Barrett en linkerzijluikschutter Hunt. Andere leden van de crew werden erdoor gekwetst. De ravage door de granaten in het vliegtuig aangericht was verschrikkelijk. Nu de B-17 volop brandde sprongen de bemanningsleden de één na de ander door het geopende bommenluik naar buiten. Lt.Barte kon weer een B-17 F aan zijn palmares toevoegen. De wrakstukken sloegen tegen de grond in Wolfsdonk, een 400 meter ten noorden van de Mechelsebaan. Het was ongeveer kwart over twee. Verslag van piloot 1ste luitenant Charles A. Bennett Toen Bennett op 18 oktober 1943 in Engeland was toegekomen via Spanje (8 oktober) en Gibraltar (15 oktober), beschreef hij zijn belevenissen in een uitgebreid rapport. Zijn verhaal begon bij de aanval aan de Duits-Belgische grens. "Juist voorbij de Duitse grens werden we tegelijkertijd langs voor en achter onder vuur genomen door twee secties 'Focke-Wulf'. De stuurboord motoren werden hierbij geraakt en het vliegtuig begon zodanig te trillen dat ik ze moest stilleggen. Van achteruit meldde staartschutter Troy dat één van zijn '.50' mitrailleurs buiten werking was. Bij het volgende treffen werd het richtingsroer door enkele 20 mmgranaten geraakt en werd Troy door rondvliegende scherven zwaar verwond. Niettegenstaande de zware verwondingen bleef hij op zijn plaats om zijn post verdedigen.” Voor deze moedige daad kreeg Troy een vermelding op de dagorders, en later, bij zijn terugkeer uit krijgsgevangenschap, werd hij hiervoor onderscheiden met het 'Distinguished Service Cross'. Op twee motoren kon piloot Bennett onmogelijk zijn positie in de formatie handhaven, dus besloot hij terug te keren. De kreupele B-17 was nu een gemakkelijke prooi voor de drie Duitse jagers (Messerschmitt 110) die hem op de terugweg onderschepten. De eerste aanval gebeurde volgens een beproefde tactiek langs onder. De buitenste bakboordmotor begon te branden. Co-piloot Dahlman probeerde tevergeefs hem te blussen met de voorziene blusinrichting op de motoren. En de Duitse jagers gaven het nog niet op. Bij een volgende aanval ontplofte een 20 mm-granaat in de cockpit. Co-piloot Dahlman werd zwaar verwond en piloot Bennett kreeg granaatsplinters in zijn been.Vanuit het midden werd gemeld dat de linkerflankschutter en de radioman dodelijk gewond op de vloer lagen. De rol- en richtingsroeren reageerden niet meer. Daarop gaf piloot Bennett bevel het toestel te verlaten met het 'bail out' command en dat vrij kort voor het toestel ontplofte. Bennett raakte bij het neerkomen de gevel van boerderij Van De Weijer. Van overal daagde er volk op om hen te helpen bij het zich ontdoen van de valschermen. Bennett vertelde hierover: "Ik werd langs alle kanten omringd door mensen en werd aangesproken in een taal die ik niet kende. Ik werd op de schouders geklopt, gekust, de hand geschud en ik zag hoe een jonge kerel er met mijn parachute vandoor ging. Versuft was ik gaan zitten, maar iemand trok aan mijn mouw en maakte allerlei tekens die ik toen niet begreep. De boer reikte me een kop melk aan. Op hetzelfde moment kwam Greager met bebloed hoofd de hoek om gestrompeld. Zijn schouderblad en linkerarm waren gebroken; hij had bij het springen het vliegtuig geraakt. Met een van pijn vertrokken gezicht vertelde hij me dat Gaynor wat verder lag met een gebroken been. Iemand probeerde ons gerust te stellen en trachtte in een mengelmoes van Engels en Frans te zeggen dat er iemand om een dokter was. Toen Duitsers naderden ben ik de bossen ingevlucht. Tijdens het lopen heb ik me verder ontdaan van mijn vlieguitrusting, maar na een half uur was ik totaal uitgeput. Mijn been was opnieuw beginnen bloeden en ik heb beschutting gezocht in een gracht. Uit mijn overlevingskit heb ik verband genomen om mijn been te verzorgen. Daar ben ik blijven liggen om te bekomen van de emoties van de laatste uren. Op zeker ogenblik hoorde ik iets. Ik keek voorzichtig over de grachtkant en zag dezelfde man die aan de rand van de boerderij geprobeerd had me mee te krijgen. Hij deed nu weer teken hem te volgen. Samen vertrokken we in westelijke richting, doorheen bossen en velden, tot aan de rand van een dorp. Hier moest ik me verdekt in een gracht opstellen en op hem wachten. Na een tiental minuten kwam hij terug in het gezelschap van een tienjarige jongen, gekleed in een zwarte sweater. Ze hadden oude kleren bij zich die ik wat verder in een groot bos moest aantrekken. Gedrieën zijn we dan naar een café in het centrum van het dorp gegaan en daar zaten al twee mannen op ons te wachten. Ik kreeg er te eten en er werd bier geserveerd. De eigenaar bood me zelfs sigaren aan. Er was even spanning toen een vrachtwagen met een volle laadbak Duitse soldaten voorbij reed. Mijn helpers besloten dan ook te wachten tot het donker was.” Die avond vertrokken de twee mannen uit het café met Bennett per fiets richting Aarschot langs allerlei binnenweggetjes. Het was al laat toen ze bij adjunct-politiecommissaris Jozef Claes arriveerden. Bennett werd onmiddellijk mee naar boven genomen, waar mevrouw Claes op een deskundige wijze zijn gewonde been verzorgde. Hier eindigde de eerste dag van wat eens de langste 'vlucht' uit het leven van deze Amerikaan zou worden. Hieronder een foto van piloot 1 Lt. Bennett en navigator 1 Lt. Van Bemm
Afbeelding invoegen
 
 DE VLIEGTUIGCRASH OP DE HEIDE IN WOLFSDONK (vervolg) deel 5
Diezelfde nacht werd bij adjunct-politiecommissaris Jozef Claes in Aarschot ook navigator Van Bemmel binnengebracht. Deze jonge Amerikaan, afkomstig uit Tielt in West-Vlaanderen, had na zijn landing ook hulp gekregen om tot hier te geraken.De twee konden elkaar nu vertellen wie de crash overleefd had en wie niet. Van Bemmel zei dat hij Cowherd gezond en wel had ontmoet bij de zwaargewonde staartschutter Troy, maar dat ze bij het naderen van de Duitsers elk in een andere richting waren gevlucht. Sullivan, die vlak voor hem door het ontsnappingsluik in de neus van het vliegtuig was gesprongen, had hij niet meer gezien.Iemand van de verzetsgroep, die in de nacht arriveerde, wist te vertellen dat er zich drie doden in de gecrashte B-17 bevonden en dat Sullivan, die op de Molenberg was neergekomen en zijn voet had gebroken, door de Duitsers was opgepakt. Een omstander werd door hen verplicht om de gewonde achter op zijn fiets naar 'den advocaat' in Testelt dorp te brengen. Daar was het Duitse wachtpeloton gelegerd, dat instond voor de bewaking van de spoorlijn.Nog diezelfde dag zou Sullivan naar de 'Kommandantur' in Diest worden overgebracht. Daar ontmoette hij ook de gevangengenomen bemanning van de B-17 (Patches)die in Averbode op de Weefberg gecrasht was. De volgende dag werden ze allen overgebracht naar de gevangenis van Sint-Gillis. Hoe verging het Cowherd? Cowherd kwam op 8 oktober aan in Spanje en op 15 oktober in Gibraltar. Engeland bereikte hij op 18 oktober. Zijn verhaal werd op 24 oktober 1943 officieel opgetekend door 1ste luitenant John F. White jr..Van zodra piloot Bennett het signaal had gegeven om uit het vliegtuig te springen verliet de 20-jarige radio-operator zijn stelling in de koepel. Later, bij zijn aankomst in Engeland, verklaarde hij hierover: "Ik haakte in zeven haasten het valscherm aan het parachuteharnas en opende de luiken van het bovenruim. Zonder aarzelen dook ik van de loopbrug van het bovenruim de diepte in. Toen mijn parachute open klapte en het schommelen ophield begon ik rond te kijken om te zien of anderen er ook uitgekomen waren. Ik telde nog zes andere parachutes. Ook de tweemotorige Messerschmitts waren er nog en draaiden enkele zegerondjes rond ons alvorens in oostelijke richting te verdwijnen.”Langzaam zweefde Cowherd naar de rand van een groep huizen. Met veel gekraak kwam hij terecht in een lindeboom achter de school aan de Hoevestraat, naast het huis waar de oma van Paul Laureys woonde. In zijn rapport schreef Cowherd: "Ik kwam neer in een boom op de rand van een klein gehucht. De bewoners waren in de weer om me te begroeten en te helpen met mijn parachute. Maar ze praatten door elkaar met me. Ik hoorde Frans, Vlaams en enkele woorden gebroken Engels. Het eerste dat tot me doordrong was dat er vlakbij twee van mijn kameraden waren neergekomen, waarop ik vroeg me naar hen te brengen.Ik vond luitenant navigator Van Bemmel bewusteloos door zijn val. Ik deed zijn parachuteharnas uit, vrezend dat hij gebroken botten had. Maar hij leek niet erg gekwetst en kwam snel tot bewustzijn. Ik verliet hem en trok naar sergeant Troy, die ernstig verwond was. Zijn linkeroog was weggeschoten en in zijn rechter zaten kleine glassplinters. Ik vroeg naar warm water om er zijn gezicht mee te verschonen. Ook Lt Van Bemmel kwam toe om Sgt Troy te helpen.” Met Van Bemmel en een paar burgers ontdeed Cowherd Troy van zijn parachuteharnas en probeerde hij de bloedingen aan zijn hoofd met noodverband te stelpen. Maar toen ze in de verte het geluid van een motor hoorden en iemand hen waarschuwde dat Duitsers op komst waren, vertrokken ze onmiddellijk. Cowherd vluchtte verschrikt in N.O.-richting het bos in. Van Bemmel koos de tegenovergestelde richting en werd gevolgd door een verzetsman. Cowherd vervolgt : "Toen Belgen ons waarschuwden dat Duitsers een paar minuten later zouden arriveren hebben we Troy achtergelaten en vluchtten we in tegenovergestelde richting. Tijdens mijn vlucht hoorde ik reeds het geronk van motorrijtuigen. Ik liep zeker een mijl ver door het bos en kwam dan in open velden terecht. Zo'n uurtje meemaken had me uitgeput en ik kroop in een brede gracht (Hoeveloop aan de Leemstraat ?) met veel hoog gras en rietpluimen om daar tot rust te komen. Daar hield ik me enkele uren schuil tot een B-17, op de terugweg van Schweinfurt, me in beweging bracht. De romp van het toestel crashte op ca 500 meter van mijn schuilplaats (noordkant van de Weefberg) en ik telde zeven parachutes. Die landden wel drie of vier mijlen verder. Ik besefte dat mijn schuilplaats niet meer veilig was en volgde over enkele mijlen de gracht, die weldra breder en dieper werd. Ik deed het half sluipend, half lopend. Onderweg zag ik op afstand volk dat op Duitse soldaten geleek, en zich haastte in de richting van de tweede crash. Ik besloot te stoppen onder een brug. Een Duitse motorrijder kwam erover gereden en ik wachtte daar beneden de duisternis af. Niet ver daar vandaan had ik al van in de namiddag een alleenstaande hoeve gezien en daar was op het erf slechts een oud vrouwtje te zien. Ik voelde aan dat ik daar veilig om hulp kon vragen met het beetje Frans dat ik kende. Toen ze in de tuin was stapte ik op haar toe en vroeg of ze Frans sprak. Ze schudde echter het hoofd en deed teken dat ze me niet verstond. Met tekens maakte ik haar duidelijk dat ik honger had. Toen gaf ze me brood en melk. Maar toen ik haar de weg vroeg naar de dichtstbij gelegen stad verstonden we elkaar niet meer. Ik verliet haar en trok door velden tot ik een hooistapel vond. De geluiden tijdens de nacht maakten me duidelijk dat de Duitsers nog druk bezig waren met hun opzoekingswerk. Reeds voor de dageraad zette ik, metbehulp van een klein kompas uit de overlevingskit,mijn weg verder in zuidwestelijke richting en bereikte ik de uithoek van een klein dorpje. In het gezicht hiervan camoufleerde ik me en sloop door een gracht ernaartoe. Langs de kanten stond hoog gras en daar doorheen zag ik een hoofdweg die naar het dorp moest leiden. Uit een nabijgelegen huis kwam een oudere man het pad af gewandeld,dicht bij mijn schuilplaats . Ik richtte me op om naar hem te wuiven en dook dan terug onder in de gracht. Hij stond stil, keek in alle richtingen om zich heen en kwam dan pas tot dicht bij me. Met mijn Frans en wat Engels en veel gebarentaal kwam ik te weten dat ik dicht bij Aarschot moest zijn. Hij deed me teken dat ik in mijn schuilplaats moest blijven tot hij terugkwam. Ik wachtte op hem toen hij naar huis ging en wat later met zijn dochter terugkeerde. Zij sprak gelukkig vloeiend Frans. Ik kon haar zeggen dat ik hulp nodig had. Later in de ochtend bracht ze me te eten en zei dat ze voor hulp ging zorgen. Ze ging naar het huis van een buur en even later zag ik haar voor een raam op de verdieping staan met een andere vrouw terwijl ze in mijn richting wees. Kort daarna kwam ze naar me toe met twee mannen. Die hadden een vest en een paar broeken bij zich. Van zodra ik de kleding had aangetrokken maanden ze me aan hen te volgen. We liepen van het dorpje naar een klein bos waarin een hutje stond. Daar legden ze me uit dat het hun bedoeling was me terug te laten keren naar Engeland. Ze lieten me voor de nacht alleen en ik gebruikte die tijd om te slapen.Eén van hen kwam terug en bracht me naar zijn eigen huis. Daar waren twee mannen, afkomstig uit de stad, om met hem te praten. Ze vertelden me dat mijn piloot al in veiligheid was en dat ik hem die nacht nog zou weerzien. Met deze twee ben ik naar Aarschot gefietst, waar ik Bennett ontmoette. En twee dagen later zijn we van daar vertrokken. Mijn terugreis was geregeld.”
 
Ford Crowherd (links) en Frans Storms (rechts) op hun onderduikadres bij Jules Vervoort (midden) in Winksele eind augustus 1943
Afbeelding invoegen
 
 DE VLIEGTUIGCRASH OP DE HEIDE IN WOLFSDONK (vervolg en slot)
deel 6 De terugweg naar Engeland: niet zonder gevaren Duitse 'Feldgendarmen' waren in de bezette gebieden overal aanwezig. Wie zich zonder papieren op een niet normale plaats bevond werd duchtig op de rooster gelegd. Het konden immers spionnen of ondergedoken militairen zijn. Werd iemand gesnapt, dan werd er genadeloos alle mogelijke informatie uit hem of haar getrokken. Ook weerstanders waren zich hiervan goed bewust en bleven liefst binnen hun vertrouwde omgeving. Onderduikadressen moesten er dus zowat overal zijn. Weerstanders lieten zich door hun cliënteel meestal bij een aliasnaam noemen. Geen wonder dat de tocht naar Spanje zoveel tijd in beslag nam. Hier namen en plaatsen noemen waar Bennett, Van Bemmel en Cowherd hulp vonden valt buiten dit bestek. We weten dat voor navigator Van Bemmel de laatste hindernis, de overtocht van de Pyreneeën, fataal is afgelopen, met dramatische gevolgen voor de behulpzame weerstanders die zich kenbaar hadden gemaakt.Zoals vele anderen werd hij in Bayonne voorgesteld aan Elvire Degreef, door de evadees 'Tante Go' genoemd. Ze was een Belgische vrouw van in de veertig, die al jaren in Anglet woonde, vlakbij de Frans-Spaanse grens. Vanaf het ontstaan van de ontsnappingslijn was zij erbij betrokken. Zij organiseerde de overtochten van de Pyreneeën, die minstens negen uur duurden. Maar meestal deed men er veel langer over omdat men ze in verschillende etappes aflegde. Men was altijd bevreesd ontdekt te worden door Duitse patrouilles waarvan het krioelde in de grensstreek. In Irun staken de vluchters dan met een Spaanse gids de grens over. 'Tante Go' schreef in haar dagboek waarom het met Van Bemmel fout liep. "Op 10 september 1943 hebben Franco en ik een grote ontgoocheling opgelopen. Wij fietsten naar Saint-Jean-de-Luz. De piloten Bryce Domingan en Adriaan Van Bemmel volgden ons, toen een Duitse patrouille, die uit een dwars lopende weg kwam, ons scheidde. Met deze onvoorziene omstandigheid was rekening gehouden en wij hadden de twee gezegd onmiddellijk rechtsomkeer te maken als ze Franco zijn baret zagen afnemen. En dat deed hij ook in een paar hopeloze pogingen. In plaats van te reageren zoals afgesproken reden ze in de armen van de Duitse Feldgendarmen. Deze mooie gelegenheid om hun papieren te vragen lieten de Duitsers niet voorbijgaan. Ik reed een eind voorop, de weg afspeurend, niets vermoedend. Maar toen ik niemand meer achter mij zag maakte ik me zorgen. Toen ik terugkeerde om te weten wat er gebeurd was vond ik Franco totaal over zijn toeren. Hij stelde me voor terug te keren naar het punt waar zij de patrouille tegengekomen waren. Enkele minuten later zagen we tot onze spijt de twee geboeid vertrekken tussen de Duitsers, die blijkbaar gelukkig waren met hun vangst. Ik geef toe, het is tergend te stranden zo dicht bij het doel.” Nog diezelfde maand kwamen er in Aarschot, en daarna op andere plaatsen van de ontsnappingsroute, razzia’s met arrestaties, concentratiekampen en zelfs executies tot gevolg. Deze routes waren de Duitsers immers een doorn in het oog.Via gecrashte toestellen en gevangengenomen bemanningsleden hebben Duitsers een schat aan militaire informatie bemachtigd. Dankwoord Buiten de geciteerde documenten ontving ik heel wat documentatie en informatie van de heer Paul Laureys uit Averbode. Hij deed veel opzoekingswerk, hier en op belangrijke plaatsen. Hij ontving zelfs van Duitse en geallieerde militaire overheden waardevolle documenten en informatie. Heel wat van zijn artikels en uitgetekende plannen liet hij opnemen in tijdschriften en naslagwerken.Eind juli deed ik met hem nog een leerrijke fietstocht langsheen de plaatsen die in dit verslag over de crash zijn vermeld.                                                                                              
Renaat Van den Berckt,                                                                                              Wolfsdonk 13 augustus 2018 
 
Een paar B-17's van hetzelfde type zoals op de Heide is gevallen (type F)
 Afbeelding invoegen